Op 1 juli jongstleden trad de nieuwe Wet op de Lijkbezorging in werking.1 Daarmee werd een periode van meer dan 20 jaar afgesloten: in april 1971 werd het voorstel voor deze wet bij de Tweede Kamer ingediend. De regering stelde in de toenmalige Memorie van Toelichting dat het voorgestelde ontwerp hoofdzakelijk de strekking had ‘de bestaande bepalingen inzake de lijkbezorging in een nieuw, aan de tijd aangepast kleed te steken’. Dat ondanks die bescheiden doelstelling de parlementaire behandeling zo lang moest duren, toont wel aan hoe gevoelig de materie is die in de wet wordt geregeld.
De wet bestaat uit bijna 100 artikelen. Bijna de helft daarvan heeft betrekking op de in de praktijk twee belangrijkste wijzen van lijkbezorging: begraving en verbranding. Aan dat centrale deel van de wet gaat een aantal algemene voorschriften voor lijkbezorging vooraf; voor de arts zijn daarvan vooral de regels over de verklaring van…
Reacties