De teloorgang van spierkracht door een tekort aan dagelijks bewegen moet niet in de medische praktijk worden opgelost, maar bij de mensen thuis. Er is in de regel geen toegevoegde waarde van geneeskundige diagnostiek naar en behandeling van sarcopenie.
Sinds 1989 wordt de term ‘sarcopenie’ gebruikt om spierzwakte bij het ouder worden aan te duiden.1 Allereerst werd daar het gebrek aan vlees op de botten mee bedoeld. Nieuw in de huidige Europese richtlijnen is dat in de definitie niet alleen de hoeveelheid maar ook de kracht van de spieren wordt betrokken.
Iedereen begrijpt dat je zonder spierkracht moeilijker uit je bed komt, het bewegen minder wordt en de actieradius kleiner. Dit leidt tot beperkingen in activiteiten van het dagelijks leven, de kans op gevoelens van eenzaamheid en depressie neemt toe, en de kwaliteit van leven gaat achteruit.2 Doordat aandoeningen gaan optreden die verband houden met inactiviteit, wordt de duur van het leven korter.3 Het is dan ook niet verwonderlijk dat sarcopenie volop in de wetenschappelijke belangstelling staat. Bovendien is er toenemende druk om de aandoening als een ziekte te benaderen. Immers, het onder begeleiding toepassen van…
Reacties