De klinisch-diagnostische betekenis van magnetostimulatie-onderzoek

Onderzoek
G. Hageman
C.J. Eertman-Meyer
J. Tel-Hampsink
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1993;137:2323-8
Abstract

Samenvatting

Doel

Het bepalen van de klinisch-diagnostische waarde van magnetostimulatie bij diverse neurologische aandoeningen.

Opzet

Retrospectief descriptief onderzoek.

Plaats

Afdeling Neurologie en Klinische Neurofysiologie, Medisch Spectrum Twente, Enschede.

Methode

Magnetostimulatie is een nieuwe methode van onderzoek waarmee de geleidingssnelheid langs centrale en perifere motorische banen van het zenuwstelsel kan worden onderzocht. Er wordt een zeer sterk, wisselend magneetveld opgewekt door een grote stroom kortdurend door een spoel te sturen. Dit veld wekt via elektromagnetische inductie elektrische stromen op, waardoor de motorische cortex en de cervicale of lumbale zenuwwortels worden gestimuleerd en er motorische responsen kunnen worden geregistreerd in arm- en beenspieren. Er werden over de periode van ruim 1 jaar 60 patiënten onderzocht met diverse neurologische aandoeningen, waarbij motorische stoornissen op de voorgrond staan, zoals multipele sclerose (MS), amyotrofische laterale sclerose (ALS), myelumaandoeningen en perifere aandoeningen. De bevindingen werden vergeleken met literatuurgegevens.

Resultaten

Er werden afwijkende responsen gevonden bij 5 van de 8 patiënten met MS, 5 van de 5 met ALS, 5 van de 6 met hereditaire spastische paraplegie, 12 van de 16 met myelumafwijkingen door stenose van de cervicale wervelkolom of anderszins, 6 van de 11 met perifere aandoeningen, 0 van de 4 met een conversie en bij 7 van de overige 10 patiënten.

Deze afwijkingen waren overigens niet specifiek en kwamen overeen met bevindingen bij neurologisch onderzoek.

Conclusie

Magnetostimulatie blijkt een veilige, eenvoudige en niet-pijnlijke techniek, waarvan de directe klinisch-diagnostische betekenis nog gering is. Het is echter aannemelijk dat magnetostimulatie met name bij aandoeningen met overwegend motorische stoornissen een belangrijke diagnostisch hulpmiddel wordt.

Auteursinformatie

Medisch Spectrum Twente, Postbus 50.000, 7500 KA Enschede.

Afd. Neurologie: dr.G.Hageman, neuroloog.

Afd. Klinische Neurofysiologie: mw.C.J.Eertman-Meyer en mw.J. Tel-Hampsink, laboranten klinische neurofysiologie.

Contact dr.G.Hageman

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

W.
van der Kamp

Leiden, november 1993,

Collega Hageman et al. geven een overzicht van eigen ervaringen met magnetostimulatie-onderzoek (1993;2323-8). Omdat het een van de weinige artikelen over dit onderwerp in het Nederlands betreft, lijkt enige aandacht voor de terminologie op zijn plaats. Bij de beschrijving van de geleidingstijd door het centrale zenuwstelsel worden twee termen ingevoerd, te weten de ‘centrale conductietijd’ voor het traject cortex-cervicale wortel en ‘corticospinale conductietijd’ voor het traject cortex-lumbale wortel. In beide gevallen vindt conductie plaats van de cortex door het ruggemerg tot en met een proximaal deel van de wortel, zoals Hageman et al. aangaven. De trajecten zijn beide evenzeer ‘centraal’ en evenzeer ‘corticospinaal’. Het enige verschil tussen beide is de lengte van het ruggemergtraject; beide trajecten kunnen dan ook met evenveel recht met beide termen benoemd worden. In de Engelstalige samenvatting wordt voor beide trajecten slechts één term gebruikt, namelijk ‘central conduction time’. Om verwarring te voorkomen lijkt het in onze ogen zinvol één enkele term te gebruiken, en de afgeleide spier te vermelden voor het onderscheid. In de Engelstalige literatuur wordt veelal de term ‘central motor conduction time’ (CMCT) gebruikt;12 aansluiting bij deze praktijk is wellicht zinvol.

Wij zijn het overigens met de auteurs eens dat magnetostimulatie-onderzoek momenteel voornamelijk wetenschappelijke toepassingen heeft.3 De conclusie dat het ook een belangrijk klinisch-diagnostisch hulpmiddel wordt, vergt een uitgebreidere onderbouwing.

W. van der Kamp
J.G. van Dijk
Literatuur
  1. Eisen AA, Shytbel W. Clinical experience with transcranial magnetic stimulation. Muscle Nerve 1990; 13: 995-1011.

  2. Kamp W van der, Maertens de Noordhout A, Rothwell JC, Thompson PD, Day BL, Marsden CD. Correlation of muscle strength and central motor conduction in patients with multiple sclerosis. Ann Neurol 1991; 26: 6-12.

  3. Murray NMF. The clinical usefulness ofmagnetic cortical stimulation. Electroencephalogr Clin Neurophysiol 1992: 85: 81-5.

Enschede, december 1993,

Wij danken collegae Van der Kamp en Van Dijk voor hun reactie op ons artikel. Het onderscheid tussen centrale en corticospinale conductietijd werd door ons gemaakt om duidelijker aan te geven over welk traject motorische conductietijden kunnen worden bepaald. Wij zijn het echter volledig eens met de voorgestelde terminologie van ‘centrale motorische conductietijd’ met vermelding van de afgeleide spier.

G. Hageman
C.J. Eertman-Meijer
J. Tel-Hampsink