Samenvatting
- Preklinische en klinische studies geven aanwijzingen dat oestrogenen van belang zijn voor het functioneren van de hersenen en de cognitieve functies. Aangezien hormonale therapieën voor het mammacarcinoom oestrogeenconcentraties sterk doen dalen of oestrogeenreceptoren blokkeren is het denkbaar dat deze middelen eveneens de cognitieve functies beïnvloeden.
- Er is hiernaar op kleine schaal onderzoek gedaan, maar veel studies hebben methodologische tekortkomingen.
- Negatieve effecten van ovariëctomie en luteïniserend-hormoon-‘releasing’-hormoon(LHRH)-analoga op het verbale geheugen en het werkgeheugen zijn het meest consistent aangetoond, echter uitsluitend in kleine studies. Ook anastrozol en tamoxifen lijken enige negatieve invloed te hebben op de cognitie, maar goed opgezette onderzoeken ontbreken.
- Over de invloed van de aromataseremmers exemestaan en letrozol zijn nog geen gegevens.
- Raloxifeen, dat geen duidelijke voordelen bleek te bieden boven tamoxifen en mogelijk niet verder zal worden ontwikkeld voor mammacarcinoombehandeling, heeft geen nadelige invloed op het cognitief functioneren.
- Het is nog onduidelijk of de gevonden effecten tijdelijk of blijvend zijn en in hoeverre leeftijd, menopauzale status en behandelingsduur samenhangen met de ernst van de cognitieve effecten.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:494-8
Reacties