De hematogene voortplantingsleer van Aristoteles

Perspectief
J. Kremer
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2003;147:2529-35
Abstract

Samenvatting

Het voortdurend ontstaan van nieuw leven op aarde heeft de mens vanaf diens ontstaan geïntrigeerd. Er zijn archeologische en antropologische aanwijzingen dat voortplanting in prehistorische tijden werd toegeschreven aan een vruchtbaarheidsgodin, die daarvoor geen sperma nodig had. In vroeghistorische tijden werd in het Midden-Oosten verondersteld dat een godheid zwangerschap deed ontstaan, maar daarvoor wel sperma van de man en sperma van de vrouw gebruikte. Het is de verdienste geweest van de Griekse filosofen van de 6e-3e eeuw v.Chr. om in te zien dat voortplanting op natuurwetten berustte. Om daarin inzicht te krijgen werden verschillende voortplantingstheorieën ontworpen. De hematogene voortplantingsleer van Aristoteles heeft daarvan de grootste bekendheid gekregen en heeft zich bijna 2000 jaar, met modificaties, kunnen handhaven. In essentie komt zijn theorie erop neer dat het mannelijke sperma, dat een hematogene oorsprong zou hebben, een embryo laat ontstaan uit menstruatiebloed aanwezig in de uterus bij de vrouw. Ook in het christendom is deze theorie doorgedrongen. Pas in de laatste 150 jaar is de voortplantingsleer gebaseerd op hypothesen ontwikkeld tot een voortplantingswetenschap gebaseerd op feiten.

Auteursinformatie

Prof.dr.J.Kremer, emeritus hoogleraar Voortplantingswetenschap, Parklaan 16, 9724 AN Groningen.

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties