Samenvatting
Doel
Inzicht krijgen in de behandeling en het beloop van de genitale prolaps in vier huisartspraktijken.
Opzet
Historisch cohortonderzoek.
Methode
Een dossieronderzoek werd uitgevoerd bij alle patiënten uit de vier huisartspraktijken verbonden aan de vakgroep Huisartsgeneeskunde van het Universitair Medisch Centrum St Radboud te Nijmegen bij wie in de periode 1976-2000 voor het eerst een prolaps was gediagnosticeerd. Data werden verzameld over het beleid, het beloop, klachten ten gevolge van pessariumgebruik en operatiecomplicaties.
Resultaten
Er werden 324 patiënten geïncludeerd, van wie 15 bekend waren bij een gynaecoloog. De mediane follow-upduur was 9 jaar. Als initiële therapie voerde de huisarts bij 29 van de 309 patiënten een expectatief beleid en aan de overige patiënten werden een pessarium (40), bekkenbodemspieroefeningen (15) of medicatie (5) gegeven. In de loop van de tijd kregen 192 van de 324 (59) patiënten een pessarium; 47 van hen meldde geen problemen tijdens het gebruik, 17 kreeg last van fluor vaginalis en 17 van een drukulcus. Bij 15 bleek op den duur te weinig steun van de bekkenbodem, waardoor het pessarium werd verloren. Het pessarium bleef gemiddeld 5,4 jaar in situ (SD: 5,4). Bij 107 patiënten (56) was het pessarium na verloop van tijd verwijderd; de belangrijkste redenen daarvoor waren klachten als gevolg van het pessarium (54) en ineffectiviteit (24). In het geval van een niet-operatief beleid (n = 299) bleek de prolaps bij 15 van de patiënten in ernst toe te nemen. In totaal waren 128 patiënten (40) verwezen naar de gynaecoloog. Van de 92 patiënten die een operatie ondergingen, kreeg 10 een complicatie en bij 24 ontstond een recidief.
Conclusie
Het pessarium was een frequente en verantwoorde behandeling van vrouwen met een genitale prolaps. Het is zaak om de complicaties van het pessarium verder terug te dringen.
Reacties