Samenvatting
Bij een pasgeboren jongen werd het congenitaal rubellasyndroom vastgesteld. Zijn 31-jarige moeder had bij een amenorroeduur van 7 weken een erythemateus exantheem gehad; zij was niet gevaccineerd en had nooit een rubella-infectie doorgemaakt. De infectie werd serologisch bevestigd. De moeder beviel van een icterische, dysmature neonaat met microcefalie, hepato- en splenomegalie en exantheem met multipele kleine paarsrode vlekjes. Echocardiografie liet een persisterende open ductus arteriosus en een klein ventrikelseptumdefect zien. Röntgendiagnostiek van de lange pijpbeenderen toonde kenmerkende lijnvormige ophelderingen (‘celery stalk signs’) en echografie van het cerebrum toonde diffuus verspreide calcificaties in de witte stof en in de basale ganglia, striatale vasculopathie en diffuse parenchymafwijkingen. Patiënt had een vertraagde psychomotore ontwikkeling. Links was hij volledig doof en rechts ernstig slechthorend.
Na de introductie van de vaccinatie tegen rubella in 1974 werd een sterke daling van het aantal rubella-infecties en het congenitaal rubellasyndroom waargenomen in Nederland. Sinds september 2004 is er een epidemie van rubella onder niet-gevaccineerden. Herkenning van het klinische beeld en het bevestigen van de diagnose zijn nodig om de huidige epidemie te beheersen en secundaire verspreiding te voorkomen. Kinderen geboren met het congenitaal rubellasyndroom blijven lange tijd infectieus voor hun niet-gevaccineerde omgeving: zij scheiden het virus uit met urine en feces. Langdurige poliklinische begeleiding is nodig omdat zich na de neonatale periode afwijkingen kunnen ontwikkelen door de congenitale rubella-infectie.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:741-6
Reacties