Samenvatting
Doel
De invloed nagaan van de aanwezigheid van receptoren voor oestradiol (ER) en progesteron (PgR) op de prognose van patiënten met een reseceerbaar mammacarcinoom en op het besluit tot adjuvante behandeling met tamoxifen.
Opzet
Retrospectief.
Plaats
Acht algemene ziekenhuizen in Zuidoost-Noord-Brabant en Noord-Limburg.
Methode
De gegevens van de kankerregistratie van het Integraal Kankercentrum Zuid (IKZ) van 2862 patiënten met een tumor in het postoperatieve TNM-stadium I, II, of IIIA, behandeld in de periode 1984-1992, werden geanalyseerd.
Resultaten
De ER-status was bekend bij 2393 patiënten (84) en de PgR-status bij 1761 (62). Vanaf 1991 ontving meer dan 80 van de postmenopauzale patiënten met okselkliermetastasen tamoxifen, ongeacht de steroïdreceptorstatus. Van de patiënten zonder okselkliermetastasen ontving minder dan 3 adjuvante systemische therapie. Bij patiënten zonder okselkliermetastasen was de prognostische betekenis van de steroïdreceptoren gering. Binnen de groep met okselkliermetastasen werd in de eerste 4 jaar na het stellen van de diagnose een 2,8 maal zo grote sterftekans gevonden indien de ER-status- en de PgR-status beide negatief waren. De sterftekans was niet vergroot indien voor slechts één van de receptoren de status negatief was.
Conclusie
De oestrogeen- en de progesteronreceptorstatus zijn belangrijke prognostische factoren voor de overleving van patiënten met mammacarcinoom met metastasen in de okselklieren. Dit prognostische effect gold alleen gedurende de eerste 4 jaar na de primaire behandeling. Aangezien de receptorbepaling belangrijke informatie levert over de kans op respons op endocriene therapie wordt geadviseerd de uitslag te gebruiken bij de individuele therapiekeuze.
Reacties