In het jaar 1923 schreef G.C.Nijhoff (1857-1932) in dit tijdschrift een kort artikel over de vraag: ‘Hoe zijn wij gekomen aan den ”titel van arts“?’1 Hij zette daarin uiteen hoe wij die te danken hebben aan een onverhoeds, mondeling voorstel van minister Thorbecke in de Tweede Kamer op 21 maart 1865 bij de laatste artikelgewijze behandeling van het wetsvoorstel ‘regelende de voorwaarden tot het verkrijgen van de bevoegdheid van geneeskundigen, apothekers, enz.’, het tweede van vier voorstellen van wet over de gezondheidszorg, waarvan de andere drie het staatstoezicht (I), de uitoefening van de geneeskunst (III) en van de artsenijbereidkunst (IV) betroffen. Nijhoff wees op zakelijke wijze op het ietwat bevreemdende van de gang van zaken hierbij.
Johan Rudolph Thorbecke (1798-1872), telg uit een Zwols geslacht van tabakshandelaren van Duitse afkomst, beheerde voor de tweede maal het ministerie van binnenlandse zaken. Voordat hij daartoe de eerste keer geroepen was (in…
Reacties