Samenvatting
Een 9-jarige en een 15-jarige jongen en een 6-jarig meisje waren chronisch geïnfecteerd met het Hepatitis-C-virus (HCV). Zij hadden geen lichamelijke klachten en een virusgenotype dat gunstig was voor behandeling met peginterferon alfa en ribavirine. De jongste jongen en het meisje, beiden met leverfibrose, werden 6 maanden behandeld; bij hem verdween het virus uit zijn plasma en nam de fibrose af, terwijl bij haar kort na de behandeling opnieuw virus in haar plasma aanwezig bleek te zijn. Bij de oudste jongen, zonder fibrose, werd wegens gedragsproblemen voorlopig afgezien van de belastende behandeling. HCV-infectie is een frequente oorzaak van chronische hepatitis bij kinderen. Een toename van de kennis over het natuurlijke beloop, verbeteringen in de effectiviteit van de behandeling en gunstiger behandelresultaten bij kinderen vergeleken met volwassenen hebben de laatste tien jaar de overwegingen om kinderen met chronische HCV-infectie te behandelen geleidelijk veranderd. De beslissing wel of niet te behandelen hangt vooral af van de mate van leverschade, het virusgenotype, de psychische gesteldheid en de motivatie voor behandeling van de patiënt. Gezien de veranderde inzichten omtrent behandeling zijn gericht zoeken naar patiënten met chronische HCV-infectie en nauwkeurige follow-up van leverschade bij patiënten bekend met HCV-infectie van groot belang.
Ned Tijdschr Geneeskd 2005;149:832-5
Reacties