Samenvatting
Doel
Vergelijken van de resultaten van gehoortests uitgevoerd met de Audioscope III en de klassieke audiometer.
Opzet
Transversaal.
Plaats
Twee huisartspraktijken in Zuid-Limburg.
Methode
Bij 115 patiënten van 55-93 jaar oud die om een willekeurige reden de praktijk bezochten werd het gehoor getest met de Audioscope III en vervolgens met een screeningsaudiometer in twee geluidarme onderzoekskamers. De tests werden onafhankelijk van elkaar uitgevoerd door 2 huisartsen in opleiding. Deelnemers werd tot slot gevraagd naar hun voorkeur voor één der instrumenten. Een oor werd als ‘slechthorend’ gediagnosticeerd, indien de Fletcher-index, gemeten met de audiometer, ≥ 30 dB bedroeg, dan wel indien met de Audioscope III 1, 2, 3 of 4 tonen niet werden gehoord op 40 dB.
Resultaten
Afhankelijk van het aantal niet gehoorde tonen varieerde de overeenstemming tussen de meetresultaten van 65 tot 86. Als deelnemers tijdens het onderzoek met de Audioscope III ≥ 2 tonen niet hoorden op 40 dB, was de conclusie ‘slechthorendheid’ in alle gevallen terecht, afgemeten aan de audiometeruitslag. Omgekeerd bedroeg bij deze grenswaarde het percentage ten onrechte als ‘niet-afwijkend’ gediagnosticeerde oren 39. Gehoortests met de Audioscope III verliepen snel (0,5-4 min) en werden in het algemeen goed verdragen.
Conclusie
De Audioscope III is een nuttig instrument in die situaties waarin een hoge prevalentie van gehoorstoornissen bestaat, zoals in de huisartspraktijk met een relatief oude patiëntenpopulatie.
Reacties