Samenvatting
Een meisje van 4 weken had een neonatale persisterende pulmonale hypertensie, hematologische afwijkingen en hepatosplenomegalie door een cytomegalovirus(CMV)-infectie; daarna was zij psychomotorisch geretardeerd. Een meisje van 6 maanden had psychomotorische retardatie en microcefalie door een CMV-infectie, gepaard gaand met epilepsie en perceptiedoofheid. Met een polymerasekettingreactie (PCR) op CMV-DNA in het bloed van het hielprikkaartje werd bij beide meisjes achteraf aangetoond dat de infectie congenitaal was. Van een jongetje van 4 maanden hadden beide ouders rond de geboorte van het kind een CMV-infectie doorgemaakt. Het kind was wel met CMV geïnfecteerd, maar gezien de afwezigheid van CMV-DNA in het bloed van het hielprikkaartje had hij geen congenitale CMV-infectie. Van de kinderen met een congenitale CMV-infectie heeft slechts 10 bij de geboorte symptomen; de prognose is dan ongunstig. Van de kinderen met een asymptomatische infectie vertoont 10-15 later alsnog neurologische afwijkingen. Men mag alleen van een congenitale infectie spreken als het virus binnen 3 weken na de geboorte is aangetoond. Wanneer een CMV-infectie tijdens de eerste levensweken niet is overwogen, is het mogelijk om later met een PCR op CMV-DNA in bloed van een hielprikkaartje alsnog de diagnose te stellen.
Reacties