artikel
Dames en Heren,
Een cysteuze zwelling in de hals bij volwassen patiënten is meestal een laterale halscyste, maar kan ook een lymfekliermetastase van een primaire tumor in het hoofd-halsgebied zijn. Oplettendheid is met name geboden bij patiënten ouder dan 40 jaar en met risicofactoren als nicotinegebruik en alcoholabusus. Een lymfekliermetastase moet worden uitgesloten voordat de afwijking abusievelijk als laterale halscyste wordt behandeld.
Het is bekend dat lymfekliermetastasen van plaveiselcelcarcinomen uitgaande van de mucosa van de ring van Waldeyer (nasofarynx, tonsillen, tongbasis) een cysteuze verandering kunnen ondergaan en kunnen imponeren als een laterale halscyste.1 De kans dat een cysteuze zwelling in de hals bij patiënten ouder dan 40 jaar berust op een metastase van een hoofd-halstumor is circa 25%.2 In de praktijk blijkt het onderscheid moeilijk.
Patiënt A, een 54-jarige man, werd door de huisarts verwezen naar een kno-arts in een niet-academisch ziekenhuis in verband met een langzaam groeiende zwelling in de hals links. Patiënt had geen klachten van deze zwelling. Hij rookte al gedurende vele jaren (70 pakjaren). Bij lichamelijk onderzoek voelde de kno-arts een mid-jugulaire zwelling links van 2,5 bij 2,5 cm. Bij fiberscopisch onderzoek werd Reinke-oedeem van de stembanden gezien. Cytologisch onderzoek toonde necrotisch materiaal, passend bij een laterale halscyste. Dit onderzoek werd na 3 weken herhaald; de uitslag luidde dat maligne ontaarding niet uit te sluiten was. Vanwege een sterk vermoeden op een maligniteit werd een scopie onder narcose verricht, waarbij biopten van de tongbasis beiderzijds werden genomen, op de vermoedelijke plaats van de occulte primaire tumor. Hierbij werden geen aanwijzingen voor maligniteit gevonden.
Onder de werkdiagnose ‘laterale halscyste’ werd de zwelling 2 maanden later verwijderd. Uit histologisch onderzoek bleek dat het ging om een metastase van een goed gedifferentieerd plaveiselcelcarcinoom. Patiënt werd direct doorverwezen naar ons ziekenhuis. Op de MRI-scan van de hals werd een afwijking in de larynx gezien (figuur 1). Op de 18fluordeoxyglucose(FDG)-PET-CT-scan werd op die plek een verhoogde FDG-opname gezien; dit was waarschijnlijk de locatie van de primaire tumor. Bij een scopie onder narcose werd een tumor aan de laryngeale zijde van de epiglottis aangetroffen. Het ging om een lymfekliermetastase van een supraglottisch larynxcarcinoom, stadium T2N1M0. Patiënt werd in opzet curatief behandeld middels locoregionale radiotherapie. Ruim een jaar na de behandeling maakte patiënt het goed en waren er geen aanwijzingen voor een recidief.
Patiënt B, een 47-jarige man, werd op de polikliniek KNO gezien vanwege een pijnlijke zwelling in de hals rechts die sinds 2 weken bestond. Tijdens het ontstaan van de zwelling had hij koorts gehad. De huisarts had antibiotica gegeven, maar de zwelling was daarna niet afgenomen. Patiënt gebruikte 2 eenheden alcohol per week en had 15 jaar eerder kortdurend gerookt. Op basis van echografie, een CT-scan en cytologisch onderzoek van de zwelling werd de werkdiagnose ‘abcederende lymfadenitis’ gesteld. Bij behandeling met flucloxacilline nam de zwelling langzaam in grootte af tot een zacht aanvoelende zwelling van 1 cm doorsnede.
Een jaar later kreeg patiënt opnieuw een zwelling in de hals. Cytologisch onderzoek van de cyste-inhoud toonde een ontstekingsbeeld. Op basis van de bevindingen op de MRI-scan werd gedacht aan een geïnfecteerde laterale halscyste of een abcederende lymfeklier (figuur 2). Patiënt werd weer behandeld met antibiotica. Een half jaar later werd de halscyste geëxcideerd. De uitslag van het histologisch onderzoek luidde ‘metastase van een niet-verhoornend plaveiselcelcarcinoom’. Op de FDG-PET-CT-scan werd verhoogde FDG-opname in de rechter tonsil gezien, verdacht voor de primaire maligniteit.
Patiënt werd vervolgens verwezen naar onze kliniek. De MRI van elders werd gereviseerd en er werd een nieuwe MRI gemaakt, maar een primaire tumor was niet zichtbaar. Ook bij descopie onder narcose met tonsillectomie werd geen primaire tumor gevonden. Concluderend ging het om een lymfekliermetastase stadium T0N2aM0 van een onbekende primaire tumor. Patiënt werd in opzet curatief behandeld met locoregionale radiotherapie. Bij poliklinische controle 16 maanden na behandeling vertelde patiënt zich goed te voelen en waren er geen aanwijzingen voor een recidief.
Beschouwing
De beschreven patiënten hadden een cysteuze zwelling in de hals. Aanvullend onderzoek deed een laterale halscyste vermoeden. Pas na excisie van de afwijking werd de diagnose ‘cysteuze lymfekliermetastase’ gesteld. Deze lymfekliermetastasen kunnen imponeren als een laterale halscyste waarbij de primaire tumor vaak occult is.1 De preoperatieve evaluatie van een cysteuze zwelling in de hals is moeilijk op basis van de klinische verschijnselen en aanvullende diagnostiek.3 Er moet een grondige anamnese afgenomen worden waarin in ieder geval de medische voorgeschiedenis en intoxicaties aan bod komen. Daarna dient een volledige differentiaaldiagnose van cysteuze zwellingen in de hals opgesteld te worden (tabel). Door een verkeerde werkdiagnose kan een doctor’s delay ontstaan en krijgt de patiënt niet de juiste behandeling. Als er sprake is van een maligniteit, volstaat behandeling middels locale excisie niet.3,4 Meestal kunnen de primaire tumor en lymfekliermetastasen curatief behandeld worden met locoregionale radiotherapie. Een chirurgische ingreep is bij de meerderheid van de patiënten niet geïndiceerd.
Laterale halscyste
Een laterale halscyste ontstaat uit epitheliale resten van een onvolledig verdwenen sinus cervicalis. Deze sinus ontstaat door fusie van de 2e kieuwboog met de 5e. De cyste openbaart zich als een persisterende of intermitterende zwelling op jeugdige of jongvolwassen leeftijd, maar komt ook op oudere leeftijd voor. Deze is meestal gelokaliseerd tussen de voorrand van de M. sternocleidomastoideus, de achterrand van de glandula submandibularis en de grote halsvaten (figuur 3). Laterale halscysten zijn bekleed met plaveiselcelepitheel; de meeste bevatten lymfoïd weefsel in de wand. In het materiaal van een cytologische punctie kunnen naast plaveiselepitheelcellen ook cholesterolkristallen worden gezien.5,6
Cysteuze lymfekliermetastase
Zowel plaveiselcelcarcinomen van de mucosa van bovenste lucht- en voedselwegen, als papillaire schildkliercarcinomen en plaveiselcelcarcinomen van de huid in het hoofd-halsgebied kunnen metastaseren naar lymfeklieren in het bovenste tweederde deel van de hals. Deze lymfekliermetastasen kunnen een cysteuze degeneratie ondergaan.2,7,8 De incidentie van cysteuze veranderingen in lymfekliermetastasen van een plaveiselcelcarcinoom uitgaande van de mucosa in het hoofd-halsgebied varieert van 33-50%.2 De primaire tumor van deze metastasen wordt vaak in de ring van Waldeyer gevonden (72-90%);7 bij 64% gaat het om een tonsilcarcinoom.2,7
Roken en alcoholabusus, zoals bij patiënt A, zijn de belangrijkste risicofactoren voor het ontwikkelen van een plaveiselcelcarcinoom in het hoofd-halsgebied. Het risico neemt toe bij hogere consumptie, dit geldt voor zowel roken als het gebruik van alcohol. Bij een combinatie van beide is sprake van een multiplicatief effect. Stoppen met roken en een vermindering van de alcoholconsumptie resulteert in een afname van het risico op het ontwikkelen van een hoofd-halstumor.9
Het laatste decennium is de rol van het humaan papillomavirus (HPV) in hoofd-halstumoren duidelijk geworden. Patiënten met een HPV-positieve orofarynxtumor zijn vaak jonger en hebben minder gerookt en alcohol geconsumeerd; dit was vermoedelijk ook het geval bij patiënt B. HPV-positieve hoofd-halstumoren zijn geassocieerd met het vóórkomen van cysteuze lymfekliermetastasen.10
Aanvullende diagnostiek
Het is belangrijk om preoperatief onderscheid te maken tussen een laterale halscyste en een cysteuze lymfekliermetastase. Op de echografie is een laterale halscyste zichtbaar als een zwelling in het laterale bovenste deel van de hals tussen de M. sternocleidomastoideus, de glandula submandibularis en de grote halsvaten. De aanwezigheid van een dikke wand, een solide component of septaties bij echografisch onderzoek zijn suggestief voor een maligniteit. Op grond van echografie alleen is het echter niet mogelijk te differentiëren tussen een laterale halscyste of een cysteuze metastase.5 Atypische bevindingen op de CT- of MRI-scan, zoals vascularisatie in de cyste, intra-cysteuze solide componenten of een onregelmatige wand, kunnen wijzen op een maligniteit.5 MRI is het optimale diagnostische beeldvormend onderzoek door een beter weke-delencontrast. Een eventuele occulte primaire tumor uitgaande van de mucosa van het hoofd-halsgebied kan zichtbaar zijn op een MRI-scan.6,8
FDG-PET-CT wordt gebruikt in de work-up voor solide metastasen van een onbekende primaire tumor. Tumorcellen hebben een verhoogde opname van radioactief gemerkt 18FDG; hierdoor is het mogelijk om tumormetabolisme te visualiseren. Met FDG-PET-CT wordt 25% van de primaire tumoren gevonden die met conventionele diagnostiek niet zichtbaar waren.11 Bij volwassenen met een cysteuze halskliermetastase is de primaire tumor echter vaak occult en klein, waardoor die onder het detectieniveau van de FDG-PET-CT-scan valt. Fout-negatieve en fout-positieve resultaten komen geregeld voor en een duidelijk aanvullende waarde van het gebruik van de FDG-PET-CT in de diagnostiek van cysteuze halskliermetastasen is er dan ook nog niet.5,8
De uitslag van het cytologisch onderzoek van een cysteuze afwijking in de hals is vaak fout-negatief (33-63%).1,2,5 Het geaspireerde materiaal is moeilijk te beoordelen door het beperkte aantal cellen in de cyste-inhoud, door grote hoeveelheden ontstekingscellen en door cellulair débris.2,5 Een negatieve uitslag van cytologisch onderzoek moet daarom als niet betrouwbaar beschouwd worden. Een echogeleide cytologische punctie uit de solide cystewand door een ervaren radioloog kan uitkomst bieden voor het stellen van de juiste diagnose (figuur 4).
Stappen in het diagnostisch traject
Een cysteuze zwelling in de hals bij volwassen patiënten kan een diagnostisch dilemma opleveren voor de behandelend arts. In figuur 5 presenteren we een stroomschema voor het diagnostische traject. Dit begint met een uitgebreide anamnese en lichamelijk onderzoek. Bij de anamnese moeten in ieder geval eventuele intoxicaties in kaart gebracht worden. Het lichamelijk onderzoek bestaat uit kno-onderzoek met fiberscopie van de nasofarynx tot en met de hypofarynx, palpatie van de schildklier en inspectie van de huid in het hoofd-halsgebied.
Vervolgens verricht een ervaren radioloog een echogeleide cytologische punctie uit het solide deel van de halscyste. Bij een negatieve of niet-conclusieve uitslag van het cytologisch onderzoek wordt deze stap herhaald. Als er een hoge verdenking op een lymfekliermetastase bestaat, bijvoorbeeld bij een patiënt met risicofactoren, plant de behandelend arts een MRI- of een CT-scan en een scopie onder narcose met een tonsillectomie en het nemen van biopten, bij voorkeur in een gespecialiseerd hoofd-halsoncologisch centrum. Wanneer de verdenking op een maligniteit laag is, kan de cyste worden geëxcideerd. Als het histologisch onderzoek van de cyste een maligniteit laat zien, dient de patiënt verwezen te worden naar een hoofd-halsoncologisch centrum.
Behandeling
De definitieve behandeling wordt bepaald door de TNM-classificatie van de tumor. Vroeger ondergingen patiënten een halsklierdissectie en daarna postoperatieve radiotherapie op de mucosa van het hoofd-halsgebied waar de occulte primaire tumor zich mogelijk bevond. Door verbeteringen van niet-chirurgische behandelingen kan tegenwoordig ook gekozen worden voor primair radiotherapie, eventueel aangevuld met chemotherapie. De individuele keuze voor een behandeling kan lastig zijn.
Dames en Heren, een cysteuze zwelling in de hals bij patiënten ouder dan 40 jaar kan op een maligniteit duiden. Oplettendheid is geboden bij patiënten die roken en alcohol gebruiken, maar cysteuze lymfekliermetastasen kunnen ook bij relatief jonge patiënten zonder intoxicaties voorkomen. De resultaten van cytologisch onderzoek zijn vaak fout-negatief. Met aanvullend onderzoek moet een primaire tumor uitgaande van de slijmvliezen van het hoofd-halsgebied achterhaald worden zodat patiënten de juiste, veelal curatieve, behandeling kunnen krijgen.
Leerpunten
Een cysteuze zwelling in de hals bij patiënten boven de 40 jaar kan wijzen op een maligniteit.
Oplettendheid is geboden bij patiënten die roken en alcohol gebruiken.
Cysteuze halskliermetastasen kunnen ook bij relatief jonge patiënten zonder intoxicaties voorkomen, dit zijn meestal HPV-positieve tumoren.
Vanwege een hoog percentage fout-negatieven kan een negatieve uitslag van een cytologische punctie een maligniteit niet uitsluiten.
Echogeleide punctiecytologie uit de solide cystewand uitgevoerd door een ervaren radioloog kan uitkomst bieden voor het stellen van de juist diagnose.
Met aanvullend onderzoek moet een primaire tumor uitgaande van de slijmvliezen van het hoofd-halsgebied zo goed mogelijk uitgesloten worden.
Literatuur
Flanagan PM, Roland NJ, Jones AS. Cervical node metastases presenting with features of branchial cysts. J Laryngol Otol. 1994;108:1068-71 Medline. doi:10.1017/S0022215100128907
Gourin CG, Johnson JT. Incidence of unsuspected metastases in lateral cervical cysts. Laryngoscope. 2000;110:1637-41 Medline. doi:10.1097/00005537-200010000-00012
Andrews PJ, Giddings CE, Su AP. Management of lateral cystic swellings of the neck, in the over 40s' age group. J Laryngol Otol. 2003;117:318-20 Medline. doi:10.1258/00222150360600977
Cinberg JZ, Silver CE, Molnar JJ, Vogl SE. Cervical cysts: cancer until proven otherwise? Laryngoscope. 1982;92:27-30 Medline.
Pietarinen-Runtti P, Apajalahti S, Robinson S, Passador-Santos F, Leivo I, Makitie AA. Cystic neck lesions: clinical, radiological and differential diagnostic considerations. Acta Otolaryngol. 2010;130:300-4 Medline. doi:10.3109/00016480903127450
Sira J, Makura ZG. Differential diagnosis of cystic neck lesions. Ann Otol Rhinol Laryngol. 2011;120:409-13 Medline.
Mokhtari S. Mechanisms of cyst formation in metastatic lymph nodes of head and neck squamous cell carcinoma. Diagn Pathol. 2012;7:6 Medline. doi:10.1186/1746-1596-7-6
Goldenberg D, Sciubba J, Koch WM. Cystic metastasis from head and neck squamous cell cancer: a distinct disease variant? Head Neck. 2006;28:633-8 Medline. doi:10.1002/hed.20381
Blot WJ, McLaughlin JK, Winn DM, et al. Smoking and drinking in relation to oral and pharygeal cancer. Cancer Res. 1988;48:3282-7 Medline.
Goldenberg D, Begum S, Westra WH, et al. Cystic lympho node metastasis in patients with head and neck cancer: an HPV associated phenomenon. Head Neck. 2008;30:898-903 Medline. doi:10.1002/hed.20796
Rusthoven KE, Koshy M, Paulino AC. The role of fluorodeoxyglucose positron emission tomography in cervical lymph node metastases from an unknown primary tumor. Cancer. 2004;101:2641-9 Medline. doi:10.1002/cncr.20687
Reacties