‘Nog even de hand gelegd op den buik der kraamvrouw, om zich te overtuigen van de goede samentrekking van de baarmoeder, nog even het wieggordijn ter zijde geslagen en een blik op den pasgeborene geworpen en met opgewekten groet verlaat de arts de woning, waar hij verloskundigen bijstand heeft geboden. Heeft hij zijn plicht volbracht?’1 Dit fragment weerspiegelt de vlotte pen van prof.dr. C.C. de Lange en belooft bovendien een didactisch vervolg: natuurlijk wordt de opgewekte dokter gegispt omdat de pasgeborene niet van top tot teen is onderzocht.
Cornelia de Lange doorliep in haar geboorteplaats Alkmaar de lagere school en hbs.2 Haar voornemen om arts te worden hield stand tijdens een door haar ouders bedongen bezinningsperiode in Zürich, en een semester scheikunde, een studie die in die tijd minder onvrouwelijk werd geacht. In 1897 studeerde zij af aan de Universiteit van Amsterdam; daar verwierf zij ook het…
Reacties