Samenvatting
-
Slechts 10-15% van de pasgeborenen met een congenitale CMV-infectie heeft symptomen bij de geboorte. De meest voorkomende symptomen zijn intra-uteriene groeivertraging, microcefalie, petechiën, icterus, hepatosplenomegalie, intracraniële afwijkingen, oogheelkundige afwijkingen en gehoorverlies.
-
Zowel symptomatische als asymptomatische CMV-infecties kunnen langetermijngevolgen hebben.
-
Een CMV-infectie tijdens de zwangerschap kan worden aangetoond met bloed- en eventueel vruchtwateronderzoek op virus-DNA. De kans op besmetting van de foetus wordt mogelijk verkleind door behandeling van de moeder met CMV-hyperimmunoglobuline.
-
Bij de pasgeborene kan de diagnose worden gesteld met viruskweek of PCR op urine. PCR op speeksel kan een alternatief zijn. De waarde van bloedonderzoek is beperkt.
-
Als bij een pasgeborene symptomen van een CMV-infectie optreden zoals petechiën, microcefalie, afwijkingen van het centrale zenuwstelsel, sensorineuraal gehoorverlies of chorioretinitis, moet antivirale behandeling overwogen worden.
-
Langdurige follow-up is aan te raden in verband met de mogelijkheid van delayed-onset gehoorverlies en chorioretinitis.
Reacties