Samenvatting
Doel
Beschrijven van de klinische kenmerken en relevante genmutaties van 22 kinderen met congenitaal hyperinsulinisme in het noordoosten van Nederland.
Opzet
Retrospectief, descriptief onderzoek.
Methode
Kinderen geboren in de periode juni 1988-mei 2009 die gezien waren in de universitair medische centra van Nijmegen of Groningen wegens een klinisch vermoeden van congenitaal hyperinsulinisme en bij wie DNA-diagnostiek was verricht, werden geïncludeerd. Van de geïncludeerde kinderen werden gegevens verzameld over het klinische beloop, laboratoriumuitslagen, genetische analyse, interventies en follow-up alsmede demografische gegevens.
Resultaten
We includeerden 22 kinderen van 20 verschillende families. Van deze 22 kinderen waren er 5 macrosoom bij geboorte. Bij 16 kinderen werd de aandoening al in de eerste 4 levensdagen opgemerkt door symptomen of door glucosescreening bij prematuriteit. Alle kinderen werden behandeld met diazoxide; 12 van hen (55%) reageerden hier niet op. Uiteindelijk ondergingen 9 kinderen een pancreatectomie. 5 kinderen hadden de focale vorm van congenitaal hyperinsulinisme. Bij 15 kinderen werden 13 verschillende mutaties in relevante genen geïdentificeerd: 9 verschillende mutaties in het ABCC8-gen (inclusief 2 nieuwe mutaties: c.2117-2A>T en c.4076C>G), 1 in het KCNJ11-gen, 1 in het GCK-gen en 2 in het GLUD1-gen. In Aalten en Silvolde werd een hoge prevalentie waargenomen (1 per 6930 inwoners), waarschijnlijk door een gemeenschappelijke voorouder.
Conclusie
De klinische kenmerken van Nederlandse kinderen met congenitaal hyperinsulinisme waren vergelijkbaar met die in andere studies. Wij vonden 2 nieuwe mutaties in het ABCC8-gen. De mutaties in Noordoost-Nederland waren divers; er is niet één mutatie die frequenter vóórkomt dan alle andere.
Reacties