Er is al veel gebeurd om het melden van calamiteiten te bevorderen en het onderzoek daarvan te verbeteren. Het probleem waar ik in dit artikel over spreek, gaat daaraan echter vooraf: is het een complicatie en kan verder onderzoek achterwege blijven, of is het mogelijk een calamiteit en moet er een analyse plaatsvinden?
In Nederland worden de ‘Systematische Incident Reconstructie en Evaluatie’ (SIRE) en het ‘Prevention and Recovery Information System for Monitoring and Analysis’ (PRISMA) veel gebruikt om calamiteiten te onderzoeken. Zo’n onderzoek wordt door de zorgverlener in gang gezet. Maar ik hoor vaak van patiënten dat zij het als dubieus ervaren dat zorgverlener en instelling zelf de mogelijkheid hebben om een gebeurtenis als complicatie dan wel als calamiteit aan te merken, zonder dat de betreffende patiënt gehoord wordt.
De dynamiek van de arts-patiëntrelatie kan ingrijpend veranderen als er bij de zorgverlening iets mis is gegaan. Vooral als er verschil van inzicht ontstaat over de vraag of de arts iets verkeerd heeft gedaan. Arts en patiënt kunnen zo tegenover elkaar komen te staan. Een voorheen bestaande vertrouwensband verdwijnt dan snel uit zicht. Dit commentaar schrijf ik vanuit de overtuiging dat een goede relatie tussen arts en patiënt kan worden behouden nadat er iets…
Reactie op 'Complicatie of calamiteit'
In het artikel “Complicatie of calamiteit” bespreekt John M Beer het probleem dat na een ernstige en onverwachte gebeurtenis het niet meteen duidelijk is of er sprake is van een calamiteit (kwaliteit van zorg was in het geding), of een complicatie (ongewenste uitkomst bij goede zorg).
Beer stelt dat de eerste beoordeling vaak gebrekkig is en volledig binnen de sfeer van arts en instelling plaats vindt zonder dat patiënten en nabestaanden in het proces worden gehoord. De gebeurtenis wordt vervolgens na een oppervlakkige toetsing ten onrechte als complicatie gerubriceerd.
In Nederlandse is het kwaliteitssysteem uitgewerkt in de onlangs geëvalueerde ‘Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg’ (Wkkgz) hierin staat de meldingsplicht van incidenten en calamiteiten en dat deze met de patiënt besproken moeten worden. Bij de behandeling van de wet werd een incident geduid als ‘elke afwijking van de beoogde of verwachte gang van zaken’ waaronder (onverwachte) complicaties. Uit analyse van klachten, claims, tuchtzaken en burgermeldingen bij de IGJ, blijkt een gebrekkige meldingsbereidheid en openheid naar patiënten.
Maar de reflex om dan de regels en procedures verder aan te passen is niet wenselijk, onuitvoerbaar en contraproductief. Zeker als de IGJ het instrument om een bestuurlijke boete van ten hoogste 33.500 ,– op te leggen bij niet of te laat melden m.i. nog niet optimaal heeft ingezet. In de periode 2017-2018 gebeurde dat18 keer.
De IGJ noemt in haar instructie een ‘ernstige gebeurtenis’ als beginpunt van het onderzoek naar een mogelijke calamiteit en adviseert bij twijfel te melden. Het verruimen van de wettelijke definitie van calamiteit door het kwaliteitsaspect hieruit te halen, zal leiden tot een enorme toename van calamiteitenmeldingen bij de IGJ. Onderzoeken zullen nog meer een rituele dans worden en er zal nog minder van geleerd worden dan nu het geval is. Door de voorgestelde onafhankelijke afweging tussen complicatie en calamiteit zal het onderzoek nog verder van de werkvloer plaats vinden, wat indruist tegen het principe dat de organisatie door zelf te onderzoeken leert van wat er gebeurd is en daarop passende maatregelen neemt.
Hoe dan wel? Het verdient de voorkeur om de schoorvoetend ingeslagen weg van ‘Open Disclosure’ (OD) te volgen. Analyseer wat nodig is om tot een eerlijke en open communicatie te komen. Waarom melden zorgverleners niet laagdrempelig? Wat stimuleert en motiveert hen om het wel te doen?
In de evaluatie van de Wkkgz wordt stil gestaan bij een OD-beleid. OD betreft een proces, gericht op een vlotte, eerlijke en voortdurende communicatie tussen de zorgverleners en patiënt. In Nederland is hieraan tot heden weinig aandacht besteed. Ondanks de wettelijke bepalingen in de Wkkgz die tot openheid verplichten, is er nog geen breed en geïntegreerd beleid met betrekking tot openheid over incidenten en fouten in de zorg. Aanbevolen wordt om gebruik te maken van de ervaringen van het uitgevoerde OPEN-project een leernetwerk van ongeveer 25 ziekenhuizen, om een OD-beleid op te stellen.
Verder heeft de stichting ‘Openheid Na Incidenten’, onlangs onder redactie van Hans Brölmann het “Handboek openheid na incidenten in de zorg” uitgegeven. Hierin worden handvaten aangereikt om tot een open en eerlijke communicatie met de patiënten en hun naasten te komen.
Kortom ik zie niets in het aanscherpen van wetgeving, regels en procedures, wel in het verder ontwikkelen en promoten van een OD-beleid. Verbeteringen moet vooral komen door een cultuur waar veilig laagdrempelig gemeld kan worden en waar zorgverleners durven te twijfelen of de geleverde zorg niet beter had gekund. Een cultuur waar men elkaar aanspreekt als er ten onrechte niet gemeld is. En waar een wil is om met betrokkenheid van de patiënt te leren van zaken die niet goed zijn gegaan.