artikel
De incidentie van slokdarmkanker stijgt in westerse landen. Als belangrijkste verklaring noemen Doorakkers en Brusselaers de stijgende prevalentie van overgewicht en refluxoesofagitis, en de toename van het viscerale vet (A8915). Dit is voer voor echte primaire preventie: allemaal zaken die in theorie aangepakt kunnen worden. Zo ongeveer 40% van de sterfte aan kanker is het gevolg van een ongezonde leefstijl (A8085). Meer dan de helft van de cardiovasculaire sterfte, zowel bij mannen als vrouwen, wordt nog steeds verklaard door de bekende risicofactoren roken, overgewicht, verhoogde cholesterolwaarde, hypertensie en diabetes mellitus. Voor de verlaging van bloeddruk en cholesterol zijn uitstekende en goedkope pillen op de markt. Bij slechts een minderheid van de patiënten is therapieresistentie een echt probleem (A9129), en zijn tegenvallende resultaten vooral het gevolg van onvoldoende therapietrouw.
De leefstijl aanpassen werkt ook goed, maar dat lukt in de praktijk maar zelden. De mens is een complex wezen en doet niet zomaar wat goed voor hem is. De winst die we maken met het afzweren van de sigaret wordt weer opgesoupeerd door een toename in overgewicht en diabetes. De wetenschappelijke literatuur hierover is overweldigend, maar haalt zelden het nieuws omdat we dit al lang weten. Het nieuws zou vooral moeten gaan over dat we de belangrijke oorzaken van de meest prevalente ziekten in het Westen wel kennen, maar niet weten hoe we daar iets aan kunnen veranderen. Heeft het wel zin het genoom te ontrafelen? Waarom geloven subsidiegevers genetici die roepen dat mensen hun gedrag wel gaan veranderen als ze weten dat ze een setje genen hebben dat hen gevoelig maakt voor bepaalde ziekten? 50 jaar onderzoek en kennis over preventie van kanker en hart-vaatziekten hebben laten zien dat mensen niet zomaar hun gedrag aanpassen aan de risico’s die ze lopen. De kans op ziekte wordt vooral bepaald door interactie van dat eigen genensetje met al die andere factoren in je omgeving. Die meten is oneindig veel complexer dan de ontrafeling van het genoom. Dat hoeft ook niet. De grote boosdoeners zijn al tientallen jaren bekend. Onze genen zijn de afgelopen decennia niet veranderd, wel onze blootstelling aan risico’s. Met gedragsverandering zullen we moeten leren die risico’s te verlagen.
Al die slimme uitvinders en laboratoriumonderzoekers maar vooral subsidieland moeten voor hun eigen bestwil even ruim baan maken voor de gedragswetenschappers. De mens in het wild gedraagt zich anders dan de cellen in de buis en de enkeling in een gerandomiseerd experiment. We moeten erachter komen wanneer de mens zijn gedrag aanpast aan de veranderde omgeving. We hebben anders helemaal niks aan al die kennis over het genoom en al die medicijnen die hun werkzaamheid ondubbelzinnig hebben bewezen. De mens maakt gewoon zijn eigen afwegingen en die kun je soms beïnvloeden maar vaak ook helemaal niet.
Reacties