Samenvatting
Doel
De prevalentie vaststellen van complementdeficiënties bij patiënten die een meningokokkeninfectie doormaakten door serogroep A, C, X, Y, Z, W135, 29E of niet-groepeerbare stammen in de periode 1959-1990.
Opzet
Retrospectief. Plaats. Referentielaboratorium voor Bacteriële Meningitis van de Universiteit van Amsterdam en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieuhygiëne.
Methode
Via het archief van het laboratorium werden 2 patiëntengroepen geselecteerd die een infectie doormaakten in de periode 1959-1990: een groep van 97 personen die een infectie doormaakten met serogroepen X, Y, Z, W135, 29E of met niet-groepeerbare stammen en een groep van 90 personen met een infectie door serogroep A of C. Via huisartsen werd hun medewerking gevraagd en werd thuis bij hen bloed afgenomen voor complementonderzoek.
Resultaten
Van de 187 patiënten die een meningokokkeninfectie doormaakten, hadden 33 (18) een complementdeficiëntie. Van de patiënten uit de eerste groep had 31 een complementdeficiëntie. De meeste patiënten (93) waren ouder dan 10 jaar toen zij de infectie doormaakten. In de tweede groep had 3 een complementafwijking. De complementdeficiënties betroffen in 42 een factor uit de alternatieve route, in 12 een deficiëntie van C3 en in 46 een factor uit de terminale route. De meest voorkomende deficiënties betroffen properdine (39) en factor C8 (18). Bij 30 van de patiënten met een complementdeficiëntie was er een positieve familieanamnese voor meningitis. Recidiverende meningokokkeninfecties werden alleen gezien bij patiënten met een afwijking in de terminale route.
Conclusie
Van personen met een meningokokkeninfectie door serogroepen X, Y, W135 of een niet-groepeerbare stam dient het complementsysteem getest te worden.
Reacties