Samenvatting
Doel
De resultaten vaststellen van cochleaire implantaten bij dove kinderen.
Opzet
Descriptief.
Plaats
Academisch Ziekenhuis, afdeling Keel-, Neus- en Oorheelkunde, Nijmegen, en Instituut voor Doven, Sint Michielsgestel.
Methoden
De onderzoeksgroep bestond uit 29 kinderen die - deels in het kader van een ontwikkelingsgeneeskundeproject - in de periode 1990-1996 een cochleaire implantatie ondergingen wegens totale doofheid, hetzij aangeboren (n = 6), hetzij ontstaan na een meningitis op jonge leeftijd. Alle kinderen kregen een Nucleus-implantaat met 22 elektroden. De ingreep had geen ernstige complicaties. Alle kinderen werden minimaal 2 jaar gevolgd. De vorderingen in auditieve perceptie en spraak-taalontwikkeling werden na de operatie gemeten met gestructureerde tests.
Resultaten
Er was een aanzienlijke verbetering van de toon- en spraakperceptie bij alle kinderen met een totale insertie van de elektroden. Bij de 4 kinderen met een partiële insertie was er 1 dat het gebruik van het implantaat staakte; het resultaat bij de andere 3 was minder goed dan bij de kinderen met een totale insertie. De taalontwikkeling, gemeten met de Reynell-test, die na het doormaken van de meningitis sterk vertraagd verloopt, toonde na de implantatie herstel, hoewel het niveau van normaal horende kinderen door de meeste geopereerden niet werd bereikt.
Conclusie
Cochleaire implantatie kan de gevolgen van totale doofheid bij kinderen beperken.
Reacties