Samenvatting
Doel
Beschrijving van de omvang en aard van polyfarmacie bij ouderen in de huisartspraktijk.
Opzet
Retrospectief dwarsdoorsnedenonderzoek.
Methode
Van de 2197 ingeschreven patiënten van ≥ 65 jaar die waren ingeschreven bij 3 groepspraktijken van huisartsen van het ‘Registratienetwerk Groningen’ (RNG) werden medicatie- en morbiditeitsgegevens verzameld over de periode juli-december 1994. Er werd vooral gelet op het gelijktijdig gebruik van ≥ 2 geneesmiddelen gedurende ≥ 120 dagen tijdens de onderzoeksperiode (‘chronisch gebruik’). Polyfarmacie werd ‘licht’ genoemd bij gebruik van 2-3 geneesmiddelen, ‘matig’ bij gebruik van 4-5 middelen en ‘uitgebreid’ bij gebruik van > 5 middelen.
Resultaten
Van de onderzoeksgroep was 40 man; 54 was 65-74 jaar, 34 was 75-84 jaar en 12 was ≥ 85 jaar. Gemiddeld waren 3,9 (SD: 3,6) middelen voorgeschreven, waarvan 1,4 (SD: 1,8) chronisch. Polyfarmacie kwam bij 35 van de patiënten voor: lichte bij 23, matige bij 8 en uitgebreide bij 4. Alle vormen kwamen het meest voor bij de groep ouderen tussen 75 en 84 jaar. Cardiovasculaire middelen, waaronder vooral diuretica, en psychofarmaca werden veel in combinatie met elkaar én met andere middelen voorgeschreven. Het gelijktijdig gebruik van potentieel risicovolle combinaties was gering (< 3). De indicaties voor psychofarmaca waren niet altijd duidelijk. Hartfalen, chronische obstructieve longziekte (COPD)/astma en diabetes mellitus waren de indicaties die het meest gepaard gingen met uitgebreide polyfarmacie.
Reacties