Chemonucleolyse of operatie bij hernia nuclei pulposi lumbalis?

Opinie
R. Braakman
H.A.M. van Alphen
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 1988;132:283-5

Zie ook de artikelen op bl. 285 en 304.

Het lijdt geen twijfel meer, dat patiënten met een radiculair syndroom als gevolg van een lumbale discusprolaps baat kunnen vinden bij chemonucleolyse, een inspuiting van chymopapaïne in de aangetaste tussenwervelschijf. In enkele dubbelblinde onderzoeken, waarbij bij deze patiënten de effectiviteit van chymopapaïne werd vergeleken met een placebo, bleek na een half tot twee jaar het percentage gunstige resultaten van chymopapaïne duidelijk hoger te zijn dan na injectie van een placebo.1 Opmerkelijk in deze studies is het hoge percentage gunstig effect van de placebo-injectie (40). In de meeste niet-gerandomiseerde onderzoeken naar het resultaat van chemonucleolyse werd bij gemiddeld 70-80 van de patiënten een verbetering gemeld.1-3 In gerandomiseerde studies is het percentage goede resultaten duidelijk lager.45 Hoewel derhalve een zeker placebo-effect van chemonucleolyse moet worden aangenomen, lijkt de werkzaamheid van chymopapaïne met deze cijfers bewezen te zijn.

De…

Auteursinformatie

Academisch Ziekenhuis Rotterdam-Dijkzigt, afd. Neurochirurgie, Dr.

Molewaterplein 40, 3015 GD Rotterdam.

Prof.dr.R.Braakman, neurochirurg.

Academisch Ziekenhuis Vrije Universiteit, afd. Neurochirurgie, Amsterdam.

Prof.dr.H.A.M.van Alphen, neurochirurg.

Contact prof.dr.R.Braakman

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties