Samenvatting
Doel
Vaststellen welke factoren samenhangen met de transfusiebehoefte van premature kinderen.
Opzet
Descriptief.
Methode
De transfusiebehoefte bij prematuren werd bepaald in 2 academische centra: het Universitair Medisch Centrum Utrecht en het Leids Universitair Medisch Centrum. De gegevens waren in een ander onderzoek verzameld. De onderzochte factoren waren: ziekenhuis, zwangerschapsduur, geboortegewicht, geslacht, afnaveltijd, totale volume van het voor diagnostiek afgenomen bloed, aantal dagen beademing, totale opnameduur en duur van de opname op de neonatale intensivecare-unit. Beide ziekenhuizen volgden de nationale interdisciplinaire richtlijn ‘Bloedtransfusie’.
Resultaten
Het totale volume van afgenomen bloed voor diagnostiek, de duur van de beademing en de opnameduur hingen samen met een hogere transfusiebehoefte. Daarentegen nam de kans op transfusies af naarmate het kind na een langere zwangerschapsduur of met een hoger gewicht geboren werd. Er was een significant verschil in bloedtransfusiebehoefte tussen beide centra. Het totale volume van getransfundeerde erytrocyten was sterk gecorreleerd aan het volume dat was afgenomen voor diagnostiek.
Conclusie
Anemie bij neonaten hangt sterk samen met de hoeveelheid voor diagnostiek afgenomen bloed. Alternatieven om het aantal bloedtransfusies aan premature kinderen en daarmee ook het aantal donoren per kind te verminderen moeten worden gezocht in laat afnavelen, gebruik van erytropoëtine en gebruik van autoloog navelstrengbloed.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:1419-25
Reacties