artikel
Waarom dit onderzoek?
Dankzij het positieve resultaat van de SPRINT-studie (SPRINT staat voor ‘Systolic blood pressure intervention trial’) bij patiënten bij wie de systolische bloeddruk tot < 120 mmHg werd verlaagd, zijn de streefwaardes voor bloeddrukbehandeling en de definitie van hypertensie in richtlijnen aangescherpt. In de SPRINT-studie werd de bloeddruk gemeten bij een patiënt alleen in een spreekkamer, werd een gemiddelde genomen van 3 automatische metingen en was er een voorgeprogrammeerde rustperiode van 5 minuten tussen de metingen. Dit roept veel vragen op bij de vertaling van de studieresultaten naar de klinische praktijk.
Onderzoeksvraag
Verschillen de bloeddrukwaardes die worden gemeten bij een routinemeting in de klinische praktijk van de resultaten van de meetmethode die werd gebruikt in de SPRINT-studie?
Hoe werd dit onderzocht?
De onderzoekers keken naar het effect van een streefwaarde voor de systolische bloeddruk van < 120 versus < 140 mmHg bij de behandeling van patiënten > 50 jaar met een systolische bloeddruk van 130-180 mmHg en een verhoogd cardiovasculair risico. De bloeddrukwaardes van ruim 3000 patiënten uit de SPRINT-database werden vergeleken met uitslagen van routinemetingen die parallel aan de studie waren uitgevoerd en in het elektronisch patiëntendossier (EPD) werden vermeld.
Belangrijkste resultaten
In de intensief behandelde groep lag de gemiddelde bloeddruk op basis van de SPRINT-metingen 7,3 mmHg lager (95%-BI: 7,0-7,6) dan de gemiddelde bloeddruk op basis van de routinemetingen in diezelfde periode. In de controlegroep was dit verschil 4,6 mmHg (95%-BI: 4,4-4,9). Het verschil was groter bij vrouwen dan bij mannen. Daarnaast varieerde de waardes sterk tussen patiënten en tussen verschillende metingen bij dezelfde patiënt.
Consequenties voor de praktijk
Niet onverwacht laat de studie zien dat de uitslagen van de bloeddrukmetingen in de SPRINT-studie en in de klinische praktijk sterk van elkaar verschillen en variabel zijn. Door de grote spreiding in die verschillen is het niet goed mogelijk om een simpele correctiefactor toe te passen, zoals wel eens wordt gesuggereerd. De nieuwe Amerikaanse en Europese richtlijnen voor de behandeling van hypertensie zijn deels gebaseerd op de resultaten en de meetmethode van de SPRINT-studie. Interpretatie van deze richtlijnen aan de hand van routinebloeddrukmetingen kan daardoor leiden tot verkeerde conclusies en overbehandeling.
Literatuur
-
Drawz PE, et al. Concordance between blood pressure in the Systolic Blood Pressure Intervention Trial and in routine clinical practice. JAMA Intern Med. 2020;180:1655-63. doi:10.1001/jamainternmed.2020.5028. Medline
bloeddruk meten
Dank aan Collega De Heus voor een interessante bijdrage. Ik mis daarin een "cave" voor foute metingen met automatische bloeddrukmeters (ABM). Ik deed lang aan duursport, heb een trage pols (56 pm) en een hoge polsdruk. Met de RIva Rocci methode meet mijn huisarts nooit hoger dan 120 a 125 mm Hg systolisch . Bij cardiologen en in ziekenhuizen wordt gemeten met ABM's, en die geven bij mij aan 150 a 160 mm Hg. ABM's werken met algoritmes, vaak verschillend per merk. Die algoritmes houden kennelijk geen rekening met een trage pols en hoge polsdruk. Een systemische fout, waardoor mij herhaaldelijk onterecht bétablockers werden voorgeschreven.
Cave dus voor het meten van bloeddruk met ABM's bij (ex) duursporters met een trage pols en hoge polsdruk.
P.H. Lewis et al. Oscillometric measurement of blood pressure: a simplified explanation. A technical note on behalf of the British and Irish Hypertension Society. Journal Human Hypertension. 2019;33:349-351.
(Geen onderwerp)
De meeste standaardcommissies hebben inderdaad de streefbloeddrukwaarde hoger ingesteld dan de "strenge" systolische 120 mmHg norm, om de kans op eventuele overbehandeling te voorkomen. Niet uitgesloten is dat daarmee de kans op onderbehandeling (gezien de zeer gunstige SPRINT resultaten) toeneemt. Oplossing is natuurlijk zorgvuldiger bloeddruk meten, alvorens te besluiten tot instellen of aanpassen van de behandeling. De manier van bloeddruk meten in de SPRINT studie verschilt nauwelijks van de richtlijnen voor bloeddrukmeting in de meeste standaarden. Ook automatische bloeddrukmeting (alleen in de spreekkamer, ambulant gedurende kortere of langere periode, geprotocolleerde thuismetingen, etc) is al lang gemeengoed. Iets verder gaan dan alleen maar maar bloeddruk meten op het spreekuur kost wel meer tijd en het is de vraag, of dit veel prioriteit heeft bij lagere bloeddrukwaarden. Het helpt dan niet om ook nog eens te wijzen op de kans van overbehandeling, terwijl de kans op onderbehandeling ook niet is uitgesloten. De nadruk in deze discussie zou mi. gelegd moeten worden op het belang van een meer strikte toepassing van de richtlijnen voor bloeddrukmeting.