Samenvatting
In 1986‘87 en in 1987’88 werd in het Ketu-district (Ghana) de urine van 1193 schoolkinderen (5-19 jaar) onderzocht op vóórkomen van eieren van Schistosoma haematobium. De kinderen werden at random genomen uit 13 willekeurig gekozen dorpen met een gelijke verdeling over de geslachten. Voor eitelling werd gebruik gemaakt van de kwantitatieve urinefiltratietechniek. Tevens werden 3 indirecte indicatoren van de infectie beoordeeld, namelijk hematurie in anamnese, troebele of bloederige urine en proteïnurie en (of) hematurie.
Bij een arbitraire verdeling in hoog- en laag-endemische gebieden waren de infectieprevalenties resp. 54,3-23,0 en 2,3-16. De verschillen leken mede te worden bepaald door de kwaliteit en (of) beschikbaarheid van de waterplaatsen in de betreffende gebieden. Overal was zowel de infectieprevalentie als de -intensiteit bij jongens hoger dan bij meisjes. Met de 3 indirecte indicatoren samen kon in de hoog-endemische gebieden 99 van de zwaar geïnfecteerden (>100 eieren10 ml) opgespoord worden.
Reacties