Samenvatting
Doel
Nagaan hoe vaak het maken en het beoordelen van een ECG door de huisarts in niet-acute situaties aanleiding geven tot verandering van het voorgenomen beleid na anamnese en lichamelijk onderzoek.
Opzet
Prospectief observationeel.
Plaats
Huisartspraktijken (n = 18) in Amersfoort en omstreken.
Methode
In de onderzoeksperiode van eind september 1996 tot begin februari 1997 werden door de huisartsen bij alle gemaakte ECG's twee vragenlijsten (voor en na het maken van het ECG) ingevuld en het voorgenomen beleid van de huisarts voor en na het maken van het ECG werd vervolgens vergeleken.
Resultaten
Er werden 119 sets vragenlijsten ingevuld (119 patiënten). Na beoordeling van het ECG veranderden de huisartsen hun beleid in 47 gevallen (40; 95-betrouwbaarheidsinterval: 31-48). Vooral het verwijsbeleid werd vaak gewijzigd (26 patiënten; 22). Het beleid veranderde relatief vaak bij patiënten bij wie klachten van palpitaties of kortademigheid aanleiding waren geweest tot het maken van het ECG.
Conclusie
Het maken van een ECG in de huisartspraktijk in niet-acute situaties lijkt een waardevolle aanvulling op anamnese en lichamelijk onderzoek.
Reacties