Samenvatting
-
Jaarlijks wordt bij de zwangerschapsscreening in Nederland bij circa 800 zwangeren een infectie met hepatitis B-virus vastgesteld. Bij een derde gaat het om nieuwe infecties.
-
In de laatste jaren zijn de behandelmogelijkheden van een chronische hepatitis B infectie met antivirale middelen flink toegenomen en ook de behandeling van zwangeren is nu mogelijk.
-
Wanneer er sprake is van een zwangere met geringe virushoeveelheid is behandeling niet direct nodig, want door passieve immunisatie en actieve vaccinatie van de pasgeborene is de kans op infectie door perinatale transmissie verwaarloosbaar. Daarom kan de behandeling van de vrouw worden uitgesteld tot na de bevalling.
-
Echter, bij zwangeren met een hoge virushoeveelheid (> 109 kopieën/ml serum) komt, ondanks vaccinatie van de pasgeborene, perinatale transmissie nog steeds voor. Bij deze vrouwen moet een behandeling met antivirale middelen in het laatste trimester overwogen worden.
-
Er is op dit moment alleen ervaring met lamivudine bij zwangeren met HBV-infectie. Het lijkt erop dat de hoeveelheid circulerend virus door de behandeling afneemt.
-
Behandeling dient onder begeleiding van een maag-darm-leverarts of infectioloog plaats te vinden.
-
De opsporing, verwijzing en behandeling van moeder en kind zijn opgenomen in de diverse richtlijnen die recentelijk zijn geactualiseerd en nu goed op elkaar afgestemd zijn. Het gaat met name om de NHG-standaard, het draaiboek van het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM en de richtlijn van de maag-darm-leverartsen.
Reacties