Samenvatting
Doel
Vergelijken van het effect van bekkenfysiotherapie met een expectatief beleid in een eerstelijnspopulatie vrouwen van 55 jaar en ouder met een symptomatische milde urogenitale prolaps.
Opzet
Gerandomiseerde klinische studie in 15 huisartspraktijken in Noord-Nederland.
Methode
Vrouwen ≥ 55 jaar met een symptomatische milde prolaps – niet voorbij het hymen – werden gerandomiseerd voor bekkenfysiotherapie of een expectatief beleid. De primaire uitkomstmaat was verandering van bekkenbodemsymptomen na 3 maanden, gemeten met de Pelvic Floor Distress Inventory-20 (PFDI-20). Secundaire uitkomstmaten waren verandering in ziekte-specifieke en algemene kwaliteit van leven, seksueel functioneren, mate van prolaps, bekkenbodemspierfunctie en de subjectieve verandering van klachten.
Resultaten
Er werden 145 vrouwen gerandomiseerd naar bekkenfysiotherapie en 142 naar een expectatief beleid. Deelnemers in de bekkenfysiotherapiegroep verbeterden gemiddeld 9,1 punten (95%-BI: 2,8-15,4) méér op de PFDI-20-vragenlijst dan deelnemers in de expectatieve groep (p = 0,005). Van de deelnemers in de bekkenfysiotherapiegroep gaf 57% aan dat hun klachten verbeterd waren; in de expectatieve groep was dit slechts 13% (p < 0,0001). Voor de overige secundaire uitkomstmaten waren er geen significante verschillen.
Conclusie
Bekkenfysiotherapie gaf meer verbetering van bekkenbodemsymptomen dan een expectatief beleid. Het verschil tussen de groepen was statistisch significant, maar was kleiner dan het vooraf aangenomen, minimale klinisch relevante verschil van 15 punten. 57% van de deelnemers in de bekkenfysiotherapiegroep vond dat hun klachten verbeterd waren. Er is meer onderzoek nodig naar het effect van bekkenfysiotherapie op de lange termijn. Daarnaast moet onderzoek met een langere follow-up uitwijzen of bekkenfysiotherapie verergering van klachten of van de mate van prolaps kan voorkómen.
Reacties