Samenvatting
- Van de patiënten met een seminoom in klinisch stadium I heeft 20 micrometastasering in de retroperitoneale lymfeklieren en bij de patiënten met een non-seminoom in klinisch stadium I gaat het om 30.
- Het is niet mogelijk micro-uitzaaiingen te detecteren. Bijna alle patiënten genezen van de ziekte, ongeacht de keuze van behandeling. Deze is gebaseerd op de wens van de patiënt, de voorkeur van de arts, lokale expertise en risicofactoren voor uitzaaiingen.
- Bij een seminoom bestaat de behandeling uit regelmatige controles (‘waakzaam wachten’), radiotherapie of chemotherapie.
- Bij een non-seminoom in klinisch stadium I zonder vaatingroei is de kans op micro-uitzaaiingen in de retroperitoneale klieren 15. De standaardbehandeling bestaat uit waakzaam wachten. De opties ‘retroperitoneale lymfeklierdissectie met, in het geval van positieve klieren, chemotherapie’ en ‘primaire chemotherapie’ betekenen meer overbehandeling, maar minder onzekerheid bij patiënten.
- Bij een non-seminoom in klinisch stadium I met vaatingroei is de kans op micro-uitzaaiingen 50. De standaardbehandeling is dan waakzaam wachten of retroperitoneale lymfeklierdissectie met eventueel chemotherapie in geval van positieve klieren. Een andere optie is primaire chemotherapie.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:2637-42
(Geen onderwerp)
Arnhem, december 2006,
Collega Spermon en Witjes (2006:2637-42) schrijven uitsluitend over de behandeling en niet over de benadering. In het NTvG schreven collega Janssens et al. over het invriezen van sperma bij pubers en jongvolwassen mannen met kanker (2004:1981-4).
In het caput selectum wordt hier niet over gerept en dat betreuren wij. In het kader van de behandeling dient men zich te allen tijde de gevolgen van ziekte en behandeling te realiseren. Zoals genoemd genezen veel jongemannen en zij hebben nog een lang leven vóór zich. Het kunnen krijgen van biologisch eigen kinderen kan daarbij van grote betekenis zijn voor het levensgeluk. Het is zonde als deze kans door het achterwege laten van het opslaan van sperma voorafgaand aan de behandeling wordt gemist. Ook zal de onrust verminderen als de patiënt weet dat goed sperma is opgeslagen, bij optredende, vaak voorbijgaande verminderde spermakwaliteit.
(Geen onderwerp)
Amsterdam, december 2006,
Naar aanleiding van het artikel van collega Spermon en Witjes (2006:2637-42) merk ik graag op dat de term ‘testiscarcinoom’ pertinent onjuist is. De juiste term is ‘kiemceltumor’, waarbij non-seminomen kenmerken van een carcinoom hebben (epitheliale groeiwijze en keratinen positief, vandaar de term ‘embryonaal carcinoom’), maar seminomen in het geheel niet. De foutieve term ‘testiscarcinoom’ wordt in de Engelstalige literatuur en handboeken dan ook niet gebruikt – van de 36 verwijzingen in het artikel is er slechts 1 Nederlands artikel met de term ‘testiscarcinoom’, de andere artikelen gebruiken de term ‘germ cell tumor of testis cancer’. Op de Nederlandse website www.oncoline.nl wordt de term ook gebruikt, omdat die ‘makkelijker’ zou zijn – een slecht argument voor het gebruik van een onjuiste term.