Samenvatting
Bij 65 patiënten werden 66 instabiele polsfracturen behandeld met uitwendige fixatie. Meestal was het röntgenologisch resultaat uitstekend tot goed. De lengte van de radius bleef behouden en relevante asstandafwijkingen werden niet gezien. Er was een duidelijk verband tussen het röntgenologische resultaat en het functionele herstel. Dystrofie werd bij 1 op de 3 patiënten gezien en veroorzaakte een aanzienlijke morbiditeit, maar leidde uiteindelijk slechts bij enkele patiënten tot een slecht eindresultaat. Instabiele en sterk gedisloqueerde polsfracturen predisponeren voor het optreden van dystrofie. Uitwendige fixatie kan deze ernstige complicatie blijkbaar niet voorkomen. Omdat het onder tractie houden van de fractuurdelen (mede) verantwoordelijk zou kunnen zijn voor het ontstaan dan wel het onderhouden van dystrofie, moet de indicatie tot behandeling van instabiele polsfracturen met uitwendige fixatie terughoudend worden gesteld.
Reacties