Samenvatting
- De klachten bij arthritis psoriatica variëren van artralgie en ontsteking op de aanhechtingsplaats van pezen of ligamenten (enthesitis) tot een chronische erosieve en deformerende artritis, en komen voor bij 6-39 van alle psoriasispatiënten.
- Door grotere bekendheid met de klinische kenmerken van arthritis psoriatica bij dermatologen en reumatologen wordt de diagnose ‘arthritis psoriatica’ steeds vaker gesteld; dit is belangrijk omdat door vroege herkenning en behandeling blijvende gewrichtsschade kan worden voorkomen.
- Er zijn belangrijke immunologische overeenkomsten in de pathogenese van psoriasis en arthritis psoriatica en dit heeft geleid tot identificatie van gemeenschappelijk therapeutische aangrijpingspunten, waaronder met name de tumornecrosisfactor (TNF).
- Het succes van behandeling van psoriasispatiënten met TNF-α-blokkerende middelen heeft niet alleen de kwaliteit van leven van veel patiënten sterk verbeterd, maar ook de inzichten in de pathogenese vergroot, onder andere doordat de rol van de verworven immuniteit veel belangrijker lijkt te zijn dan vroeger werd gedacht.
- Voor de behandeling van patiënten met psoriasis en arthritis psoriatica met deze zogenoemde biologische middelen (‘biologics’) zijn door de Nederlandse Vereniging voor Dermatologie en Venereologie en de Nederlandse Vereniging voor Reumatologie richtlijnen opgesteld.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2007;151:1716-22
Reacties