Angiotensine-'converting'-enzymremmers na een myocardinfarct: klinische en echocardiografische indicaties

– Angiotensin converting enzym (ACE) inhibitors can limit mortality and the occurrence of cardiac failure after myocardial infarction because they interfere with the ventricular remodelling process.

– ACE inhibitors also have anti-arrhythmic and possibly anti-ischaemic potency and therefore a primary cardioprotective effect.

– It is not advised to treat all patients with a myocardial infarction with an ACE inhibitor, but patients with a large anterior wall infarct, with heart failure or who had a previous infarct should be treated.

– After three months, the remodelling process can be reevaluated. The ACE inhibitor can be discontinued if the left ventricular function has strongly improved.

– There is no preference for a particular ACE inhibitor.

Samenvatting

– Angiotensine-‘converting’-enzym (ACE)-remmers kunnen bij patiënten na een myocardinfarct de sterfte en het optreden van hartfalen beperken, doordat ze aangrijpen op het ventriculaire remodelleringsproces.

– ACE-remmers hebben ook gunstige anti-aritmische en mogelijk anti-ischemische eigenschappen, waardoor ze een primair cardioprotectief effect hebben.

– Het lijkt niet zinvol om alle patiënten na een myocardinfarct met een ACE-remmer te behandelen, maar wel degenen met een groot (voorwand)infarct, met hartfalen of met een eerder infarct. Die patiënten kan men door klinisch onderzoek en echocardiografie opsporen.

– Na 3 maanden kan herevaluatie plaatsvinden om het remodelleringsproces te volgen. De behandeling met een ACE-remmer kan worden gestaakt als de linkerventrikelfunctie sterk is verbeterd.

– Er is geen voorkeur voor een bepaalde ACE-remmer aan te geven.