Samenvatting
Van de rapporten die door één huisarts-deskundige werden uitgebracht bij tuchtzaken en schadeclaims in de periode 1994-augustus 2000 werden er 76 geanalyseerd, vooral de ernstiger zaken. De beoordeelde problemen betroffen vooral infectieziekten en hart-vaatziekten, tezamen 42. Uitgangspunt van de analyse was het handelen van een ‘doorsneehuisarts’. Op grond van jurisprudentie en huisartsgeneeskundige literatuur werd het missen van een zeldzame ziekte niet zonder meer als verwijtbaar beschouwd, wel het onderschatten van de ernst van een situatie. In de eerste plaats werd nagegaan of de huisarts deze adequaat had ingeschat door aandacht te besteden aan alarmsignalen en risicofactoren, en bij diagnostische twijfel adequate follow-up uit te voeren. In 41 van de gevallen was volgens de analyse duidelijk sprake van verwijtbaar handelen. In situaties van praktijkwaarneming was dit aantal twee maal zo groot als buiten de waarneming. Tweederde van de primaire fouten betrof het inadequaat inschatten van de ernst van de situatie door te weinig aandacht te besteden aan alarmsignalen en risicofactoren, en door een inadequate follow-up.
Op grond van de analyse wordt geadviseerd om de waarneming als een risicosituatie te beschouwen: betere informatie is mogelijk door een toegankelijk elektronisch patiëntendossier en eenduidige afspraken voor verslaglegging. Bij elk contact zal de huisarts systematisch alarmsignalen en risicofactoren moeten nagaan. Bij diagnostische twijfel is actief volgen van een ziektebeeld nodig door middel van duidelijke vervolgafspraken op een concreet tijdstip. In de standaarden van het Nederlands Huisartsen Genootschap zou explicieter aandacht aan alarmsignalen en risicofactoren besteed moeten worden. In opleiding en nascholing zou het herkennen van ernstige situaties en zeldzame ziekten/complicaties systematisch getraind moeten worden.
Reacties