Samenvatting
Tussen 1978 en 1987 werden 236 patiënten opgenomen voor behandeling van een carcinoom in de pancreaskop of in de periampullaire regio. Bij 93 patiënten werd een in opzet curatieve resectie verricht, bij 88 patiënten een palliatieve ingreep; 55 patiënten werden niet geopereerd. De operatiesterfte bedroeg 10 voor de patiënten met een pancreaskopcarcinoom, 8 voor de patiënten met een periampullair carcinoom en 9 voor alle resecties te zamen. Voor de gehele groep patiënten bleken leeftijd boven 70 jaar en preoperatief bestaande icterus van prognostische betekenis te zijn. Bij een tumorgrootte > 3,5 cm bleek na resectie een gunstiger prognose te bestaan dan bij patiënten met een tumor < 3,5 cm. De 1-, 3- en 5-jaarsoverlevingskansen bedroegen na resectie bij patiënten met een pancreaskopcarcinoom respectievelijk 59, 12 en 8 en bij patiënten met een periampullair carcinoom respectievelijk 90, 49 en 30. Na drainage of alleen laparotomie was de overlevingsduur significant korter (p < 0,001), met name een 1-jaarsoverlevingskans van 16 en een 2-jaarsoverlevings kans van 4. Na een in opzet curatieve resectie voor het kopcarcinoom bleek microscopisch bij 21 patiënten tumorweefsel achtergebleven te zijn (T3, N1b). De overlevingsduur van deze 21 patiënten was niet significant verschillend van die van de groep patiënten die wel een radicale resectie hadden ondergaan.
Chirurgische resectie van pancreaskopcarcinomen dient derhalve beschouwd te worden als een voornamelijk palliatieve behandeling, maar is bij beperkte operatiesterfte een goede behandeling welke kan leiden tot een langere overlevingsduur en in enkele gevallen definitieve genezing. Het is alleen verantwoord om deze behandeling uit te voeren in centra die een lage operatiesterfte (< 10) kunnen garanderen.
Reacties