Aminoglycosiden nemen reeds meer dan 40 jaar een centrale plaats in bij de parenterale behandeling van middelzware en ernstige infecties.1 De thans in zwang zijnde aminoglycosiden zijn chemisch verwant en tonen daardoor een grote overeenkomst in antibacteriële, farmacokinetische en toxische eigenschappen. Ze zijn bactericide voor aërobe Gram-negatieve staven en stafylokokken; na parenterale toediening bedraagt de halfwaardetijd circa 2 uur, is het verdelingsvolume 0,25 lkg lichaamsgewicht en worden ze via glomerulaire filtratie uit het lichaam verwijderd.
Omdat aminoglycosiden nefrotoxisch en ototoxisch zijn, heeft men lange tijd aangenomen dat ze een beperkte therapeutische breedte hebben, d.w.z. dat de marges tussen minimaal werkzame en de toxische bloed-en weefselspiegel niet erg ver uit elkaar liggen. Aanvankelijk bedroeg de aanbevolen dosering van gentamicine dan ook 3,6 mgkg lichaamsgewicht per 24 uur in 3 doses en van amikacine 15 mgkg lichaamsgewicht per 24 uur in 2 doses.
Daarmee werden bij normale nierfunctie aan het begin…
Reacties