artikel
‘Kan ik niet bij ú komen wonen?’, vroeg me laatst een wat breekbare bijna 80-jarige patiënt. Al ruim 25 jaar kennen we elkaar. Een paar keer per jaar zie ik hem op mijn spreekuur. Sinds het overlijden van zijn partner, een jaar geleden, is het steeds meer gaan schemeren in zijn hoofd. Hij woont nog zelfstandig, maar eigenlijk lukt dat niet meer. De dagelijkse bezoekjes van de thuiszorg geven hem enige houvast, maar geregeld dwaalt hij ontredderd door zijn eigen huis. Wat hij nodig heeft is een veilige plek om te wonen met zorgzame en liefdevolle begeleiding. Daarover hadden we het toen ik langskwam om te kijken hoe het met hem ging.
Aan deze ontroerende woorden moest ik denken bij het lezen van het onderzoek naar de ziekenhuiskeuze van patiënten (D4742). Uit analyse van een grote verzameling zorgdeclaratiedata blijkt dat de meeste patiënten gewoon naar het ziekenhuis gaan waarmee ze al bekend zijn en waarheen vanuit de huisartsenpraktijk al een regelmatige patiëntenstroom bestaat. Reistijd doet er minder toe. De onderliggende motivatie van patiënten werd niet onderzocht, maar deze onderzoeksresultaten stroken niet met het door marktdenken ingegeven en door beleidsmakers zo vurig gewenste beeld van de ‘actief kiezende patiënt’.
Een ziekenhuiskeuze wordt meestal gemaakt in de spreekkamer van de huisarts. Natuurlijk zijn er patiënten die wél actief een keuze maken, vooral jongeren en hoger opgeleiden, maar voor velen zal die keuze impliciet zijn. Mijn indruk is dat de meeste patiënten daarin vooral varen op het advies van hun huisarts, in wie ze – vooral bij een langer bestaande band – veel vertrouwen lijken te hebben. Het is aan huisartsen om dat ter harte te nemen en daarom is het belangrijk dat zij zich goed op de hoogte stellen van verschillen tussen ziekenhuizen en tussen dokters. De keuze van ziekenhuis of specialist kan er namelijk voor onze patiënten wel degelijk toe doen.
Reacties