Dames en Heren,
Steeds vaker wordt in de laatste levensfase palliatieve sedatie ingezet. In 2009 heeft de KNMG hiervoor een richtlijn uitgegeven, die inhoudelijk geheel is onderschreven door het Integraal Kankercentrum Nederland (IKNL).1 Maar in de praktijk blijkt de uitvoering van deze richtlijn niet altijd eenvoudig; als consulenten palliatieve zorg krijgen wij geregeld vragen hierover. Aan de hand van een tweetal casussen willen wij illustreren hoe lastig palliatieve sedatie kan zijn en benoemen wij enkele overwegingen.
Patiënt A is een 81-jarige, alleenwonende, terminale vrouw met een gemetastaseerd coloncarcinoom. Zij krijgt palliatieve sedatie, maar vanwege problemen hiermee vraagt de huisarts om advies. De betrokken dochters en de thuiszorg begeleiden patiënte 24 uur per dag liefdevol; toch is patiënte angstig en onrustig in haar stervensfase. Gesprekken, massage, haloperidol en benzodiazepinen slaan niet aan.
De refractaire angst en onrust, bij een levensverwachting van enkele dagen, waren de aanleiding geweest om palliatieve sedatie in te zetten. Er was begonnen met midazolam volgens de richtlijn in een subcutane pomp. Tevens werd de orale dosering morfine (120 mg) volgens de conversietabel omgezet in 40 mg subcutaan en via een tweede pomp toegediend. Alle overige medicatie (laxans, diureticum, haloperidol en oxazepam) werd bij aanvang van de sedatie gestaakt.
Nu is patiënte na een kortdurende, rustige slaap onrustig geworden, waarna de pomp met midazolam is opgehoogd naar 90 mg/24 uur, zonder het gewenste effect…
Reacties