Samenvatting
Bij 3 vrouwelijke patiënten die met methotrexaat werden behandeld vanwege reumatoïde artritis, ontstond een non-hodgkinlymfoom. De eerste patiënte was 67 jaar. Zij kwam met een vergrote schildklier. De cytologische uitslag van een punctaat liet geen conclusie toe. Een open biopt toonde een B-cel-non-hodgkinlymfoom, en tevens ging het om gelokaliseerde ziekte. Een week voor de open biopsie werd de behandeling met methotrexaat gestaakt. Patiënte meldde daarop spontaan dat daarna de zwelling van de schildklier was afgenomen. Het lymfoom kwam in complete remissie zonder dat chemotherapie werd gegeven. De tweede patiënte was 78 jaar. Zij kreeg een non-hodgkinlymfoom van de tonsillen, dat een partiële remissie liet zien nadat de methotrexaattherapie was stopgezet. De derde patiënte was 66 jaar. Zij kwam met een pulmonaal non-hodgkinlymfoom dat eveneens in complete remissie kwam na het staken van de behandeling met methotrexaat. Alhoewel er geen epidemiologische studies zijn die een verhoogd risico op lymfoproliferatieve ziekten laten zien bij gebruik van methotrexaat, suggereren deze spontane remissies een etiologisch verband. Men dient het gebruik van methotrexaat te stoppen en te wachten met chemotherapie wanneer zich een non-hodgkinlymfoom voordoet bij een patiënt die met methotrexaat wordt behandeld.
Ned Tijdschr Geneeskd. 2008;152:2351-6
Reacties