Samenvatting
Doel
Onderzoeken of klinische patiëntkenmerken kunnen bijdragen aan de risicostratificatie en sturing kunnen geven aan het wel of niet uitvoeren van aanvullende diagnostiek bij patiënten met acute pijn op de borst en een niet-afwijkende concentratie cardiaal troponine T (cTnT).
Opzet
Observationele studie.
Methode
Wij includeerden 918 patiënten met acute pijn op de borst en een niet-afwijkende concentratie cardiaal troponine T op de Eerste Harthulp van het Maastricht UMC+. Gedurende de follow-upperiode van 1 jaar registreerden wij ‘major adverse cardiac events’ (MACE’s) en de uitslagen van aanvullende niet-invasieve diagnostiek. Op basis van klinische patiëntkenmerken werden patiënten geclassificeerd als patiënten met een hoog of een laag risico op een MACE.
Resultaten
Bij 59 (6,4%) van de 918 patiënten trad binnen 1 jaar een MACE op; meestal betrof het event een ongeplande coronaire revascularisatie-ingreep. Het merendeel (86%) van de patiënten had geen positieve uitslag van een recente stresstest en geen zeer suspecte anamnestische gegevens voor een cardiale oorzaak; zij werden geclassificeerd als laagrisicopatiënten (1-jaarsrisico op een MACE: 2,3%). Desondanks werd 83% van alle aanvullende diagnostiek verricht bij laagrisicopatiënten; slechts bij 8% van hen werd een ernstige obstructieve coronaire stenose of myocardiale ischemie gevonden. De positief voorspellende waarde van niet-invasieve diagnostiek voor een MACE was 17% voor laagrisicopatiënten en 70% voor hoogrisicopatiënten (p < 0,001).
Conclusie
Klinische patiëntkenmerken kunnen gebruikt worden om laag- en hoogrisicopatiënten met acute pijn op de borst en een niet-afwijkende cTnT-waarde van elkaar te onderscheiden. Veruit de meeste aanvullende diagnostiek wordt verricht bij laagrisicopatiënten, met een beperkte meerwaarde.
Reacties