Samenvatting
De uitkomsten van onderzoek naar overlevingskans worden mede bepaald door sterfte aan andere oorzaken dan die welke samenhangen met het onderwerp van onderzoek. Deze achtergrondsterfte doet zich vooral gelden bij onderzoeken op lange termijn bij oudere patiënten.
In de traditionele wijze van schatten van deze achtergrondsterfte wordt een denkbeeldige cohort, de referentiegroep, gekozen uit de algemene bevolking, zodanig dat deze qua leeftijd, geslacht en kalenderjaar overeenkomt met de patiëntengroep op tijdstip nul van de observatie. De samenstelling van deze referentiegroep wordt constant gehouden gedurende de gehele observatieperiode. De overleving van deze statische cohort wordt dan vergeleken met die in de patiëntencohort, die naar haar aard vrijwel steeds dynamisch is: hoe langer de observatieduur is, des te minder patiënten zijn in observatie. De schatting van de achtergrondsterfte die men aldus verkrijgt, kan aanzienlijk worden vertekend indien er een sterk verband bestaat tussen observatieduur en leeftijd. De analyse kan worden verbeterd door weging van de achtergrondsterfte (‘rate adjustment’). In deze benadering wordt de achtergrondsterfte berekend als een gewogen gemiddelde. Op elk afzonderlijk moment van de observatieduur worden de sterftekansen van de algemene bevolking gewogen met de samenstelling van de groep van patiënten naar leeftijd, geslacht en kalenderjaar, voor zover zij op dat moment in leven en in observatie zijn. Deze berekening van de achtergrondsterfte bevordert de juiste interpretatie van de lange-termijnoverlevingskans, in het bijzonder bij oudere patiënten.
Reacties