Samenvatting
Bij de Amsterdamse GG&GD neemt sinds 1986 jaarlijks het aantal meldingen van parenterale blootstellingen aan mogelijk besmet bloed toe. Het aantal prikaccidenten steeg significant van 64 in 1986 naar 166 in 1996, terwijl het aantal andere accidenten (zoals vechten en bijten) juist daalde van 59 in 1986 naar 44 in 1996. Bij onderverdeling naar beroepsgroep bleek dat de toename plaatsvond bij de extramuraal werkende (para)medici. Een mogelijke verklaring voor de toename bij deze beroepsgroep is een veranderd meldingsgedrag; door toegenomen aandacht voor het infectierisico (hepatitis-B- of -C-virus en HIV) is men geneigd het accident eerder te melden. Dit is echter in tegenspraak met resultaten van onderzoeken bij intramuraal werkzaam personeel, waaruit blijkt dat toegenomen aandacht leidt tot een reductie van het aantal accidenten. Andere mogelijke verklaringen zijn een frequenter gebruik van instrumenten en (of) een verhoogde werkdruk.
Bij een totaal van 1886 prikaccidenten in de periode 1986-1996 was er één vrouw die HIV-positief werd doordat haar ex-partner bij haar met opzet en onder dwang enkele milliliters bloed van een aidspatiënt had ingespoten en één persoon die een hepatitis-C-virusinfectie kreeg: een politieagent die zich verwondde aan een naald van een druggebruiker.
Reacties