Samenvatting
- Voor een besluit om te stoppen of niet te starten met levensverlengend handelen kunnen drie argumenten gelden: (a) de handeling wordt door de patiënt geweigerd, of (b) de handeling is medisch gezien niet effectief, of (c) de handeling is niet zinvol.
- Het oordeel over effectiviteit is een medisch-professioneel oordeel. In dit oordeel speelt ook de proportionaliteit tussen in te zetten middelen en beoogd doel een rol.
- Een behandeling is zinvol, als deze (a) een redelijk doel dient voor de patiënt, en als (b) voor de betrokkene de baten van de behandeling opwegen tegen de lasten ervan. De eigen visie van de patiënt is bepalend voor de zinvolheid van behandeling.
- Voorkomen moet worden dat de vraag naar de zinvolheid van behandeling pas aan de orde komt als met de patiënt niet meer overlegd kan worden.
- Als de wens van een wilsonbekwame patiënt niet kan worden gereconstrueerd, zal levensverlengend handelen gecontinueerd moeten worden zolang dat medisch effectief is.
Reacties