Zie ook de artikelen op bl. 2505, 2511, 2514, en 2519.
Het is al lange tijd bekend dat maagzuur een belangrijke rol speelt bij het ontstaan van peptische ulcera en refluxoesofagitis. Tot halverwege de jaren zeventig bestond er echter geen goede medicamenteuze behandeling. Antacida hadden het nadeel van een korte werkingsduur terwijl anticholinergica (parasympathicolytica) in verband met bijwerkingen niet in voldoende hoge doseringen konden worden gegeven. Derhalve werden ulcuspatiënten vaak chirurgisch behandeld met maagresectie en Billroth-I- of -II-anastomose waarbij het gastrinesecernerende antrumweefsel werd verwijderd, met vagotomie (truncaal, selectief of hoogselectief) waarbij de vagale innervatie van maagzuurvormende cellen werd onderbroken of met een combinatie van maagresectie en vagotomie. Deze operaties waren redelijk effectief, maar regelmatig traden ernstige, vaak moeilijk behandelbare, bijwerkingen op zoals het dumpingsyndroom en diarree. Bij patiënten met refluxoesofagitis hadden de diverse typen antirefluxchirurgie bij refluxoesofagitis een redelijke werkzaamheid, maar ook hierbij konden storende of ernstige complicaties optreden.
Het…
Reacties