Wereldwijd is hypertensie de belangrijkste behandelbare risicofactor voor vroegtijdig overlijden. In een Nederlandse patiëntenpopulatie bleek dat zo’n 10% van de patiënten met hypertensie nog niet maximaal medicamenteus behandeld werd, ondanks te hoge bloeddrukwaarden. Bij veel van deze patiënten week de huisarts vervolgens toch af van de richtlijn. Is de hypertensiebehandeling bij de huisarts dan wel in goede handen?
Elders in het NTvG staat een samenvatting van een onlangs gepubliceerde studie naar ‘therapeutische inertie’ (vrij te vertalen als ‘behandeltraagheid’) bij de behandeling van hoge bloeddruk in de huisartsenpraktijk.1 Hebben de termen ‘inertie’ en ‘traagheid’ al een negatieve bijklank, die wordt in dit onderzoek nog eens versterkt wanneer we de belangrijkste uitkomstmaat zien. Bij 87% van de 6400 patiënten met hypertensie die werden geïncludeerd bleek de huisarts namelijk de medicamenteuze behandeling níet te intensiveren, in strijd met de destijds geldende richtlijn ‘Cardiovasculair risicomanagement (CVRM)’.2 Dit ogenschijnlijk hoge percentage is overigens vergelijkbaar met de percentages die andere onderzoekers in de westerse wereld vonden, recentelijk herbevestigd door onze zuiderburen.3
De kans op therapeutische inertie nam toe naarmate de patiënt ouder was, een bloeddruk had die dichter bij de streefwaarde lag, en tevens diabetes mellitus had. Een vragenlijstonderzoek bij 10 deelnemende huisartsen gaf als belangrijkste 3 redenen om de behandeling…
Gepaste terughoudendheid bij de bloeddrukbehandeling: niet alles onder één noemer brengen
De beschouwing van collega De Ruijter geeft een belangrijk signaal af ten aanzien van de bloeddrukregulatie in hoog risicopatiënten, zoals degenen met diabetes mellitus (1). Het doet ons deugd dat zijn conclusie – ondanks de weloverwogen geuite zorgen – luidt dat de behandeling van bloeddrukken bij de huisarts in veilige handen is. Wel plaatsen wij een kanttekening bij het geciteerde percentage uit het artikel, dat stelt dat de huisarts bij 87% van de patiënten met hypertensie de behandeling in strijd met de geldende richtlijnen niet intensiveerde. Ons inziens doet dit percentage geen recht aan de handelswijze van de huisartsen in de dagelijkse praktijk. De onderzoekers includeerden namelijk alleen patiënten met hypertensie ondanks behandeling. Dat betekent dat alle patiënten met hypertensie bij wie de huisarts wél adequaat de medicatie heeft gestart, en waar nodig geïntensiveerd, niet in de noemer van dit percentage zitten. Wanneer wij deze patiënten meetellen, is het percentage beduidende lager, namelijk zo’n 8-9% (87% van de 10% van alle patiënten met hypertensie). Desalniettemin roept het onderzoek de vraag op in welke mate behandeltraagheid en gepaste terughoudendheid een rol spelen bij patiënten voordat een eerste bloeddrukverlagend medicament wordt voorgeschreven. Voor ons voelt de stap naar het voorschrijven van een eerste medicament dikwijls groter dan het intensiveren van een al bestaande behandeling.
Voor dit mogelijke vervolgonderzoek zou het waardevol zijn om de meest recente richtlijnen van de NHG te hanteren. Momenteel vermeldt de NHG-richtlijn dat een systolische streefwaarde van <130 mmHg (<70 jaar) en <140 mmHg (niet kwetsbare ouderen) te prefereren is "indien medicatie om dit te bereiken verdragen wordt". Dat is meer in lijn met internationale richtlijnen van bijvoorbeeld de European Society of Cardiology dan de door De Ruijter genoemde streefwaardes van respectievelijk <140 en <150 mmHg.(2)
1. De Ruijter W. Bloeddrukbehandeling bij de huisarts in goede handen? Ned Tijdschr Geneeskd. 2021;165:D6289.
2.Visseren FLJ, Mach F, Smulders YM, Carballo D, Koskinas KC, Back M, et al. 2021 ESC Guidelines on cardiovascular disease prevention in clinical practice. Eur Heart J. 2021;42(34):3227-337.