Ontwikkelingsproblemen bij vroeggeborenen

Een baby in een couveuse.
Anne M. de Grauw
Pauline E. van Beek
Aleid G. Leemhuis
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2021;165:D6276
Abstract

Door de veranderde zorg voor prematuren overleven steeds meer kinderen na extreme vroeggeboorte. Het monitoren van deze veranderingen is belangrijk met het oog op ontwikkelingsproblemen op latere leeftijd. Recent verscheen een cohortstudie waarbinnen de ontwikkelingsuitkomsten van prematuur geboren 5,5-jarigen werden gerapporteerd.

In 2019 werd 6,9% van alle Nederlandse pasgeborenen prematuur geboren, dat wil zeggen vóór een amenorroe- of zwangerschapsduur van 37 weken.1 0,4% werd vóór een zwangerschapsduur van 26 weken geboren. Nadat de zorg voor prematuren sterk is veranderd in de afgelopen decennia overleven meer kinderen na extreme vroeggeboorte.2 In de Franse EPIPAGE-2-studie werden de ontwikkelingsuitkomsten na extreme tot laat premature geboorte geëvalueerd bij kinderen die in 2011 werden geboren na een zwangerschapsduur van 24 tot 34 weken.3 De onderzoeksgroep bestond uit een groep van 4440 prematuren. Van hen kwamen 3083 kinderen op de leeftijd van 5,5 jaar terug voor ontwikkelingsonderzoek. Deze kinderen werden verdeeld in 3 groepen op basis van zwangerschapsduur: 24 tot 26, 27 tot 31 en 32 tot 34 weken. De hoofduitkomst was een gecombineerde uitkomstmaat die iets zegt over de cognitieve, visuele, auditieve en neurologische ontwikkeling, gecategoriseerd als ‘ernstig’, ‘matig’, ‘licht’ of ‘geen beperking’…

Auteursinformatie

Hagaziekenhuis, locatie Juliana Kinderziekenhuis, den Haag, afd. Neonatologie: A.M. de Grauw, kinderarts-neonatoloog; Maxima Medisch Centrum, afd. Neonatologie: P.E. van Beek; Amsterdam UMC, polikliniek Follow Me Neonatologie: dr. A.G. Leemhuis.

Contact A.M. de Grauw (a.degrauw@hagaziekenhuis.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Verantwoording

We danken de EPIPAGE-werkgroep voor het beschikbaar stellen van de exacte getallen betreffende overleving en overleving zonder matige of ernstige beperkingen.

Auteur Belangenverstrengeling
Anne M. de Grauw ICMJE-formulier
Pauline E. van Beek ICMJE-formulier
Aleid G. Leemhuis ICMJE-formulier
Neurologische uitkomsten bij vroeggeboorte
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

In de conclusie wordt gesteld: "SES wordt in studies vaak gedefinieerd aan de hand van opleidingsniveau, beroep en inkomen van ouders. Een lagere SES hangt sterk samen met negatieve gezondheidsuitkomsten, ook bij kinderen". In steeds meer studies en rapporten (o.a Verwey Jonker Instituut) wordt duidelijk dat de jongere generaties snel aan het inboeten zijn in algemene lichamelijke en mentale weerstand en gezondheid. Het gebrek aan bewegen (hypokinesie) wordt natuurlijk al wat langer benoemd, maar dat het zitten vanaf de "MaxiCosy" en het intensieve (meestal ingeploft) zitten daarna directe schade aan de vorm (skelet, eerst de rug) en indirect aan het gezond ontwikkelen van orgaansystemen oplevert, minder. We zien overal problemen waar jonge mensen fysieke prestaties moeten leveren: sporters raken snel geblesseerd of "trekken" het niet meer. Bij Defensie zien ze in 25 jaar toename van uitval bij fysieke opleidingen van 6% naar 60%! Bij zwangeren wordt kennelijk het aantal "bekkenbodemproblemen" ook enorm. Is er onderzoek naar de samenhang SES met de algemeen lichamelijke conditie van de zwangere? Met name de lichaamshouding en de musculaire conditie van het "uitdrijvingsapparaat"  bepalen grotendeels het succes van een 'uneventful delivery'. Zoals dat in de jaren 50 en 60, ook in onze "arbeiderswijken" nog gebruikelijk was toen de Gezondheidsleer de gezonde opvoeding van babies en kinderen nog vanuit de huishoudscholen juist in die lagen van de bevolking op hoog peil hield. Uit de medische geschiedenis wisten we dat bij adel en hogere standen de bevallingen veel moeizamer verliepen en meisjes meer scoliose en houdingsproblemen hadden. In Praag leerde ik de hoogbejaarde Prof Jana Parizkova kennen, die al in de jaren 80 bij grote cohorten kinderen aantoonde dat hypokinesie gezondheid verminderde. Maar belangrijker was haar dierexperiment met jonge ratten: degenen die weinig mochten bewegen in de groeifase werden minder oud. Ze herhaalde dit met zwangere ratten: de offspring van zwangere ratten die weinig konden bewegen werd minder oud dan die van vrij bewegende dieren of die met draaimolentjes tot extra gymnastiek gestimuleerd werden. Het opbouwen van goede houdingen en een sterk locomotor apparaat bij (beoogd) zwangeren zou wel eens zeer preventief kunnen uitwerken.  

Piet van Loon, orthopeed/houdingdeskundige, Houding Netwerk Nederland