Het klinkt als een sciencefictionverhaal: een pil die veroudering tegengaat. Toch is de laatste jaren duidelijk geworden dat metformine, het welbekende medicijn tegen diabetes mellitus type 2, gunstige effecten heeft op het verouderingsproces. Kunnen we veroudering en de daaraan gerelateerde ziekten nu een halt toeroepen?
Samenvatting
Metformine, het meest gebruikte geneesmiddel bij diabetes mellitus, staat de laatste jaren in het middelpunt van belangstelling: het middel vertraagt mogelijk het verouderingsproces. Door de directe invloed op verouderingsgerelateerde processen, zoals verminderde autofagie, de accumulatie van DNA-schade en ontsteking, kan metformine het risico op diverse aandoeningen reduceren, waaronder hart- en vaatziekten, kanker en neurodegeneratieve ziekten. In dit artikel worden de onderliggende moleculaire mechanismen vertaald naar het vooruitzicht op de klinische toepassing van metformine om verouderingsgerelateerde ziekten te voorkomen. Daarnaast worden overeenkomsten en verschillen met leefstijlinterventies, zoals sporten en therapeutisch vasten toegelicht. Na een zorgvuldige afweging van de bekende voor- en nadelen kan gekozen worden om specifieke patiënten preventief met metformine te behandelen.
Gedenk niet te sterven
Net als waarschijnlijk vele anderen las ik met veel fascinatie het artikel ‘Metformine en het verouderingsproces’. Een middel tegen veroudering, gaan we het dan nu eindelijk uitvinden? Het deed mij meteen denken aan levenselixers, waarmee heksen en andere schimmige figuren uit Middeleeuwse verhalen zichzelf het eeuwige leven konden schenken. Zo ver zijn we natuurlijk nog lang niet, maar de nieuwe inzichten over het anti-aging effect van metformine luiden wat mij betreft wel een nieuw tijdperk in. Een tijdperk waarin we gezonde mensen gaan ‘behandelen’. Met in dit geval als doel om directe invloed te hebben op de levensverwachting. De uiteindelijke vraag die de auteurs in de slotalinea aan het publiek voorleggen zou wat mij betreft dan ook moeten zijn: ‘moeten we dit willen?’. Is het een wenselijke ontwikkeling om bezig te zijn met een behandeling die zo direct ingrijpt op het natuurlijke proces van ons (al gezonde) lichaam?
In ons werk zou zijn we natuurlijk continu bezig met het beïnvloeden van het ‘natuurlijk beloop’, maar uiteindelijk is er altijd één zekerheid. Ongeacht hoe uitgebreid en geavanceerd de behandeling voor je patiënt is, één natuurwet blijft altijd overeind: uiteindelijk zal je sterven. Door behandelingen te ontwikkelen met als doel veroudering tegen te gaan, gaan we actief het gevecht aan met de enige zekerheid die we hebben in het leven.
De afgelopen eeuw zijn we dit gevecht al voorzichtig aangegaan. Hygiënemaatregelen, antibiotica, vaccinaties, chemotherapie en ga zo maar door. Vroeger lag de dood altijd op de loer en keek – gechargeerd gezegd – niemand er gek van op als er weer iemand overleed na twee dagen diarree. De dood was er altijd en was net zo goed deel van het leven als eten en slapen. Tegenwoordig is de dood iets wat we het liefst zo lang mogelijk ontkennen en uitstellen. We hebben de dood langzamerhand steeds meer in het verdomhoekje weten te stoppen. Het is iets waar we het liever niet over hebben en iets wat is omgeven met verdriet en somberheid. Hoe prachtig ik alle medische mijlpalen van de afgelopen eeuw ook vind, geeft deze ontwikkeling me toch ergens een unheimisch gevoel dat ik moeilijk onder woorden kan brengen. Wat voor precedent schept deze ontwikkeling? Hoe ver zijn we bereid te gaan om het onvermijdelijke te blijven vermijden? Lees bijvoorbeeld ook de ontwikkelingen over brain chips die hersenfuncties bij Alzheimerpatiënten zouden moeten overnemen.
Ik heb zelf de sterke neiging om te vertrouwen op de kracht van mijn eigen lichaam (zonder een alternatieve ondertoon). Ik vind het een mooi idee om op eigen kracht mezelf zo lang mogelijk zo gezond mogelijk te houden, met waar nodig hulp van de geneeskunde. En op een gegeven moment heb ik alles gedaan wat ik kon en is het mooi geweest. Een tablet die mijn levensverwachting verlengt voelt dan toch als een stap te ver. Wat dat betreft sluit deze ethische discussie goed aan bij het laatste themanummer ‘Wanneer en hoe te stoppen?’.
Voorlopig gaan we denk ik nog wel even door met dit soort ontwikkelingen. Toch hoop ik dat de eeuwenoude uitspraak Memento mori daarbij niet volledig uit het oog wordt verloren.
Djimme van Etten, anios ouderengeneeskunde, NoviCare Midden-Nederland
reactie auteur
Met interesse heb ik het commentaar van Djimme van Etten gelezen op mijn artikel over metformine. De gesuggereerde vraag voor de slotalinea, ‘moeten we dit willen’, is zeker een erg interessante vraag. Zoals terecht aangegeven, zijn we natuurlijk al zéér lang op dit vlak bezig als mensheid. Naast de effectieve methoden zoals hygiëne, sport en goede kwaliteit voeding, helaas ook veelal op niet-wetenschappelijke basis door tal van onbewezen (en dure of zelfs gevaarlijke) interventies. Dit is een voorname reden waarom ‘anti-aging’ een slechte reputatie heeft gekregen in de loop der jaren. De realiteit is dat de ontwikkelingen op dit vakgebied de laatste jaren in een stroomversnelling zijn geraakt, zowel op wetenschappelijk gebied als ook op commercieel gebied, met tal van respectabele bedrijven die ‘longevity drugs’ ontwikkelen die aangrijpen op verouderingsprocessen. De exponentiële groei van deze sector wordt verder geholpen door nieuwe technologieën die steeds beter de relevante ‘biologische leeftijd’ en dus de effecten van interventies kunnen meten, ook bij niet zieke personen. Met deze onstopbare globale ontwikkelingen, zou een wellicht een nog relevantere vraag in de slotalinea zijn: ‘hoe willen we hiermee omgaan’?
Gepopulariseerd door Richard Dawkins in zijn boek ‘The Selfish Gene’ uit 1976, evolutionair gezien is de huidige gemiddelde (en maximale) levensduur simpelweg een consequentie van het optimalisatieproces van het doorgeven van onze genen aan de volgende generatie. En hoewel we cultureel gewend zijn aan deze (gemiddelde) lengte van de levensduur, velen van ons zouden een aantal extra gezonde jaren om met vrienden en familie door te brengen verwelkomen. Als liberaal zou ik die keuze aan het individu laten. Misschien biedt de eerste generatie longevity drugs juist wel de kans aan iedereen om net zo lang te leven als sommige individuen die qua verouderingssnelheid van huis uit goede genen hebben meegekregen.
Naast het individuele aspect, is het als maatschappij relevant na te denken over maatschappijbrede effecten. Kan een langere healthspan bijdragen aan de houdbaarheid en betaalbaarheid van de zorg omdat men een kleinere fractie van het leven zorgbehoevend is? En hoe zit het met toegankelijkheid? Is er een risico dat deze toenemende kennis en mogelijkheden de gezondheidskloof tussen rijk en arm verergert? Hoe valt dit te voorkomen? Kortom, er zijn tal van onbeantwoorde vragen die de komende jaren in relevantie zullen toenemen. Nu is in ieder geval het moment om daar een open discussie over te houden die de verschillende zienswijzen aanwezig in onze diverse samenleving meeneemt.
Wouter Verdurmen, universitair docent/biochemicus