Dames en Heren,
Systemische auto-immuunziekten worden gekenmerkt door heterogene klinische beelden en een vaak onvolledig begrepen etiologie. Om orde te scheppen in het spectrum van deze aandoeningen wordt gebruikgemaakt van classificatiecriteria. Deze criteria bestaan vaak uit combinaties van klinische, biochemische en immunologische kenmerken. Ze zijn ontwikkeld om een homogene groep van al gediagnosticeerde patiënten te kunnen selecteren voor wetenschappelijk onderzoek. In de praktijk worden deze classificatiecriteria echter nogal eens verward met diagnostische criteria. In dit artikel illustreren wij aan de hand van 3 casussen de noodzaak van het onderscheid tussen classificatiecriteria en diagnostische criteria.
Patiënt A, een 47-jarige vrouw met een aangeboren geringe cerebrale parese, meldt zich uit eigen beweging op de Spoedeisende Hulp, omdat zij sinds 10 dagen hoest en last heeft van keel- en spierpijn.
Bij lichamelijk onderzoek zien wij een matig zieke vrouw met een lichaamstemperatuur van 37,8°C, een hartfrequentie van 119 slagen/min en een bloeddruk van 119/78 mmHg. Over het hele lichaam zijn kleine, erythemateuze huidafwijkingen zichtbaar, die jeuken en enigszins zalmroze gekleurd zijn. Haar rechterwijsvinger is sinds 4 dagen rood en fusiform gezwollen. De rechterelleboog is rood en pijnlijk. Laboratoriumonderzoek toont een acute-fasereactie en een sterk verhoogde ferritineconcentratie. In het bloed worden antinucleaire antistoffen (ANA) – een aspecifieke marker voor auto-immuunziekte – aangetoond, maar geen antistoffen tegen het cytoplasma van neutrofiele granulocyten (ANCA) of IgM-reumafactor. Een thoraxfoto en een echogram van het abdomen tonen geen bijzonderheden. Patiënte wordt opgenomen ter observatie.
Enkele dagen na opname ontwikkelt zij hoge koorts…
Reacties