Richtlijn ‘Ingestie van corpora aliena bij kinderen van 0-18 jaar’

Klinische praktijk
Hilde Krom
Leonie M.A.J. Venmans
Merit M. Tabbers
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2019;163:D4003
Abstract

Samenvatting

  • De richtlijn ‘Ingestie van corpora aliena bij kinderen van 0-18 jaar’ is door een multidisciplinaire werkgroep op verzoek van de Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde ontwikkeld; de richtlijn is in maart 2019 geautoriseerd.
  • Ingestie van corpora aliena kan tot ernstige complicaties en zelfs tot de dood leiden.
  • De afwezigheid van symptomen sluit de ingestie van een corpus alienum niet uit.
  • In de tweede of derde lijn moeten bij zowel symptomatische als asymptomatische kinderen die een lichaamsvreemd voorwerp hebben geslikt, of bij wie daarop een vermoeden is, één of meerdere röntgenfoto’s worden gemaakt.
  • Belangrijk is dat op de – anterieur-posterieure en zo nodige laterale – röntgenfoto’s de tandenrij tot en met het abdomen zichtbaar is.
  • De timing van de endoscopische verwijdering van het corpus alienum is afhankelijk van het soort en de lokalisatie van het corpus alienum en van de symptomen van de patiënt.
Auteursinformatie

Emma Kinderziekenhuis, Amsterdam UMC, locatie AMC-UvA, afd. Kinder-mdl, Amsterdam: drs. H. Krom, arts-onderzoeker; dr. M.M. Tabbers, kinderarts MDL. Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde, Utrecht: dr. L.M.A.J. Venmans, epidemioloog.

*Namens de werkgroep, waarvan de leden aan het einde van dit artikel worden vermeld.

Contact H. Krom (h.krom@amsterdamumc.nl)

Belangenverstrengeling

Belangenconflict en financiële ondersteuning: geen gemeld.

Verantwoording

De werkgroep bestaat naast de auteurs uit de volgende personen: dr. G. Elshout (NHG), drs. C. van der Feen, (NVK), dr. C.A. Hellingman (NVKNO), dr. R. R. de Jonge (Stichting Kind en Ziekenhuis), dr. A. Kindermann (NVK), drs. J. van Schuppen (NVvR) en drs. M.J.M. Smit (NVK). De richtlijn werd beschikbaar gesteld via de website van de NVK (www.nvk.nl) en de Richtlijnendatabase (www.richtlijnendatabase.nl). Deze werd ook onder de betrokken verenigingen verspreid en gepresenteerd op wetenschappelijke bijeenkomsten van de betrokken verenigingen. De werkgroep ontwikkelde tevens patiënteninformatie en stelde een indicator op om de implementatie en evaluatie te meten.

Auteur Belangenverstrengeling
Hilde Krom ICMJE-formulier
Leonie M.A.J. Venmans ICMJE-formulier
Merit M. Tabbers ICMJE-formulier
Richtlijn voor ingeslikt voorwerp
Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Jara van Veghel en
dr. LPL Gilissen (MDL-arts CZE)

De gevolgen van ingestie van corpora aliena variëren van onschuldig tot levensbedreigend. Met name ingestie van knoopcelbatterijen vraagt om snel medisch handelen vanwege het perforatierisico. Perforatie van de oesofagus wordt met name veroorzaakt door elektrische ontlading en in veel mindere mate door druknecrose.

De kathode en anode zijn bij knoopcelbatterijen zo dicht bij elkaar gelegen dat er bij contact met het slijmvlies van de oesofagus een stroom zal gaan geleiden door de mucosa. Deze stroom veroorzaakt hydrolyse en hydroxide vorming met een direct weefsel beschadigend effect binnen 2 uur na ingestie. (1, 2)

De platte en daarmee relatief scherpe vorm van de knoopcelbatterij en de poging van de oesofagus om het vreemd lichaam te mobiliseren zijn daarbij extra factoren die de kans op perforatie vergroten. Toch is het risico op perforatie bij knoopcelbatterijen door elektrische beschadiging groter dan bijvoorbeeld de ingestie van een muntstuk met dezelfde vorm en afmetingen. In theorie zou lekkage van de chemische inhoud van knoopcelbatterijen een andere oorzaak van perforatie kunnen zijn, maar het is niet waarschijnlijk dat dit al na enkele uren optreedt.

Het is opvallend dat elektrochemische schade en ook lekkage van batterij-inhoud in de klinische les niet worden genoemd, terwijl er gerefereerd wordt naar hoofdstuk 17 van het Werkboek Kindermaag-darm-leverziekten, waarin op bladzijde 152 wel over dit mechanisme wordt gesproken. (3) Naar onze mening bepaalt de vorm en het ontwerp van de batterij met een dicht bij elkaar gelegen + en – pool de kans op perforatie. Bij een staafcelbatterij is deze afstand te groot om een elektrisch effect te genereren.

We namen daarbij de proef op de som om het elektrische effect te demonstreren van knoopcelbatterijen. Twee knoopcelbatterijen (3,0 en 1,5 volt) werden in 2 stukjes rundvlees geplaatst. Beide knoopcelbatterijen lagen enkele uren tussen het weefsel zonder dat hierbij druk werd uitgeoefend. Opvallend was dat direct een aanhoudend knisperend geluid hoorbaar was. Na 6 uur was het weefsel waar de knoopcelbatterij van 3,0 volt tussen lag aan de buitenzijde zwart verkleurd. Het knisperende geluid werd niet meer gehoord. Bij openvouwen van het rundvlees was er aan de anode zijde sprake van weggesmolten spiercellen en aan de kathode zijde werd vooral zwarte verkleuring gezien. Het effect was het grootst aan de randen van de batterij, waar + en – elkaar het dichtst benaderen.

Dit effect is ook beschreven door Semple et al. (2018) in een radiologisch georiënteerd artikel over dit onderwerp. Er wordt gedemonstreerd met gekookt kipfilet dat er na enkele minuten al een zwarte verkleuring optreedt bij contact met een knoopcelbatterij. Ook deze auteurs merken op dat er direct een knisperend geluid hoorbaar is. (2)

Concluderend is het elektrische effect van knoopcelbatterijen bij impactie in de oesofagus een veel grotere factor die het risico op perforatie bepaald dan druknecrose.

Literatuur:

1. Semple T, Calder AD, Ramaswamy M, McHugh Kl. Button battery ingestion in children – a potentially catastrophic event of which all radiologists must be aware. Br J Radiol. 2018 Jan; 91(1081).

2. Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde. Richtlijn Ingestie van corpora aliena (CA) bij kinderen. Complicaties bij ingestie corpus alienum. 2012-2019.

3. Gijsbers CFM, Groeneweg M, Kneepkens CMF, Kokke FTM, Koot BGP, Rings EHHM. Werkboek Kindermaag-darm-leverziekten. 3e dr. Hfdst. 17. Amsterdam: VU University Press.; 2014. p. 149-54.

Jara van Veghel, arts-assistent MDL, Catharina ziekenhuis Eindhoven