Het gebruik van CRP -sneltesten in de huisartspraktijk

Nieuws
Ann Van den Bruel
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2018;162:D3086

Waarom dit onderzoek?

De CRP-sneltest wordt aangeraden in twee NHG-standaarden, ‘Acuut hoesten’ en ‘Diverticulitis’, om bij volwassen patiënten te beslissen of de patiënt antibiotica voorgeschreven moet krijgen: bij een CRP-waarde < 20 mg/l geen antibiotica, bij >100 mg/l wel, bij 20-100 mg/l eventueel. Bij patiënten met acuut hoesten wordt een…

Auteursinformatie

Contact A. Van den Bruel (ann.vandenbruel@kuleuven.be)

Heb je nog vragen na het lezen van dit artikel?
Check onze AI-tool en verbaas je over de antwoorden.
ASK NTVG

Ook interessant

Reacties

Geert
Groeneveld

In het artikel ‘Het gebruik van CRP -sneltesten in de huisartspraktijk’ van Ann Van den Bruel (gepubliceerd op 9 oktober 2018, nummer 41, Ned Tijdschr Geneeskd. 2018;162:D3086), schrijft de auteur dat er in de besproken studie weinig oneigenlijk gebruik van de CRP-test in de huisartsenpraktijk lijkt te zijn. Terecht vermeldt zij dat de definitie ‘gebruik in overeenstemming met richtlijn’ ruim is genomen in deze studie. In ons eigen onderzoek naar diagnostiek bij een acute luchtweginfectie in de eerste lijn, ondervroegen wij in 2014 118 huisartsen die de CRP-sneltest met enige regelmaat gebruikten. 70% van deze huisartsen gaf aan de test niet alleen bij een luchtweginfectie aan te vragen maar ook bij het vermoeden op een andere infectie.1 Het oneigenlijk gebruik is in onze studie dus veel groter dan in het besproken onderzoek.2 In dat onderzoek is slechts een minderheid (13%) van de CRP-sneltesten uitgevoerd voor de indicatie (verdenking op een) diverticulitis. Voor zover ons bekend, ontbreekt goed bewijs voor het gebruik van de CRP-sneltest voor deze indicatie. Wij concluderen dan ook dat er heel veel oneigenlijk gebruik van de CRP-sneltest in de huisartsenpraktijk is. Zolang er geen bewijs is dat CRP bijdraagt aan het stellen van de diagnose of de keuze om wel of niet te behandelen bij andere infecties dan een pneumonie (of een diverticulitis), is terughoudendheid met het gebruik van deze test geboden, mede met het oog op de kosten.
Drs. Geert H. Groeneveld, internist-infectioloog, LUMC, afd. Acute Opname en Infectieziekten, prof.dr. Jaap T. van Dissel, internist-infectioloog, Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu, Centrum voor Infectieziektebestrijding, Bilthoven.
Literatuur
1. Groeneveld GH, van de Peppel RJ, de Waal MWM, Verheij TJM, van Dissel JT (2018). The use of C-reactive protein point of care tests and chest X-rays by general practitioners for the diagnosis of acute respiratory tract infections. Manuscript submitted for publication.

2. Schuijt TJ, Boss DS, Musson REA, Demir AY. Influence of point-of-care C-reactive protein testing on antibiotic prescription habits in primary care in the Netherlands. Family practice. 2018;35(2):179-85.

Ann
Van den Bruel

Deze reactie suggereert een veel hoger oneigenlijk gebruik van de CRP-sneltest dan die gerapporteerd in de studie van Schuijt et al. Op het eerste gezicht lijken deze 2 niet echt in tegenspraak: ook in de studie van Schuijt et al. werd de CRP-sneltest ingezet voor infecties die ruimer zijn dan lage luchtweginfecties of diverticulitis. Als 70% van de huisartsen aangeeft deze CRP-sneltest ooit al gebruikt te hebben voor een andere infectie dan deze beschreven in de richtlijnen, slaat dit niet noodzakelijk op een grote proportie van het aantal uitgevoerde testen. Enige voorzichtigheid is hier geboden, temeer omdat we geen inzicht hebben in de manier waarop Groeneveld en Van Dissel aan hun cijfer van 70% komen. Maar dat er oneigenlijk gebruik is van de CRP-sneltest, een keer die in de praktijk staat, hoeft nauwelijks te verwonderen. Met welke test hebben we een dergelijke ‘indication creep’ niet gezien? Dit heeft mogelijk kwalijke gevolgen, en echt niet alleen op de kosten, het kan ook negatieve gevolgen hebben voor patiënt als er op basis van een niet-bestudeerde test verkeerde beleidsbeslissingen worden genomen. Anderzijds heeft het CRP in zijn algemeenheid wel een plaats verworven in de diagnostiek van infectiezieken, zij het dan misschien niet als sneltest. Waar bijvoorbeeld het CRP wordt gebruikt om een niet-gecompliceerde van een gecompliceerde urineweginfectie te onderscheiden, lijkt het de logica zelve dat de waarde hiervan doorgetrokken kan worden naar de CRP-sneltest. Nu duurt de evaluatie van een diagnostische test 9 jaar1 – in die tijd werden ook heel wat opportuniteiten gemist. Aan ons om de relevantie en kosteneffectiviteit van nieuwe testen voor de huisartspraktijk op een efficiënte manier aan te tonen zodat patiënten en artsen tijdig van verbeterde zorg kunnen genieten.

Prof.dr. Ann Van den Bruel, Research Professor, ACHG, KU Leuven, België

Literatuur

1. Verbakel JY, et al. Common evidence gaps in point-of-care diagnostic test evaluation: a review of horizon scan reports. BMJ Open. 2017;7:e015760.