Waarom dit onderzoek?
Jaarlijks neemt het aantal bezoeken aan SEH’s toe, waardoor deze vaak overvol zijn. Deze ‘crowding’ heeft een negatieve invloed op de uitkomst van de patiënt. Het is daarom van belang om manieren te vinden zodat patiënten sneller worden gezien, gediagnosticeerd, behandeld en opgenomen dan wel ontslagen naar…
Artikelinformatie
Aanvaard op
Citeer dit artikel als
Ned Tijdschr Geneeskd. 2018;162:D2813
Vakgebied
Titel dekt lading niet
Een goede titel voor een publicatie is pakkend en dekt de lading. In de ‘in het kort’ door Laurien Kuhrij en Paul Nederkoorn is aan de eerste voorwaarde zonder twijfel voldaan, maar niet aan de tweede.
De conclusie die de auteurs trekken (“Neuroloog in huis verkort verblijfsduur op SEH”) volgt niet uit de resultaten van het besproken onderzoek van Van der Linden et al.
De auteurs lijken te veronderstellen dat de onderzochte interventie bestond uit de aanwezigheid in het ziekenhuis of op de SEH van een neuroloog gedurende diensturen. In feite bestond de interventie uit de aanwezigheid van meerdere specialisten (waaronder neurologen, maar bijvoorbeeld ook radiologen). Dit is begrijpelijk omdat de interventie in de ‘Methods’ van het besproken artikel niet adequaat wordt beschreven. Pas in de ‘Discussion’ blijkt waaruit de interventie bestond.
Terecht beschouwen Van der Linden et al. hun werk als ‘hypothesis generating’. Zij geven hypothesen voor de observatie dat de doorstroming van neurologische patiënten verbetert bij aanwezigheid van meerdere poortspecialisten in het ziekenhuis tijdens diensturen, zoals doortastender besluitvorming door de arts-assistent/neuroloog, maar ook snellere verslaglegging door de radioloog. Welke hypothese het meest aannemelijk is, is niet afdoende onderzocht. De conclusie dat juist de aanwezigheid van een neuroloog in huis tijdens diensturen de verblijfsduur van neurologische patiënten op de SEH verkort kan niet getrokken worden.
De auteurs bespreken zwaktes in de studie van Van de Linden. De zeer beperkte ‘Methods’ roept meer vragen op dan zij bespreken. Het is onduidelijk wat de rol van de neuroloog op de SEH was. Was er alleen sprake van supervisie of handelde de neuroloog ook zelf consulten af? Uit het artikel maak ik op (de beschrijving van de interventie is echter erg vaag) dat dit laatste op zijn minst incidenteel het geval was. Extra handen op de SEH leiden natuurlijk tot een kortere verblijfsduur. De vraag is of deze extra handen van de neuroloog moeten zijn, of bijvoorbeeld van een arts-assistent. Deze vraag is met dit onderzoek niet beantwoord.
De beschrijving van de ‘Results’ roept ook vragen op. Wat was de gemiddelde ervaring van de arts-assistenten in de onderzochte periodes? Verschillen hierin lijken mij van belang. Waren er verschillen in opnamecapaciteit in de vergeleken periodes? Zoals bekend is de doorstroming op de SEH afhankelijk van de opnamecapaciteit op de verpleegafdeling. De observatie dat de doorstroming van opgenomen patiënten wel veranderde, maar die van de naar huis ontslagen patiënten niet, suggereert dat dit een rol zou kunnen spelen.
Het besproken onderzoek roept vragen op over de kosteneffectiviteit van de gekozen interventie. Extra inzet van medisch specialisten is duur. Als deze budget-neutraal moet verlopen, zal in tijd worden gecompenseerd. Een mogelijke kwaliteitswinst op de SEH wordt dan wellicht teniet gedaan door kwaliteitsverlies elders.
Ik sluit niet uit dat meer betrokkenheid van medisch specialisten, waaronder neurologen, bij de SEH tot kwaliteitsverbetering leidt, maar we moeten wel goed kijken waar de grootste meerwaarde van inzet van specialisten ligt. Een welbegrepen interpretatie van goed onderzoek kan daar bij helpen. Mijn conclusie is dat het besproken onderzoek in dit opzicht van minder waarde is dan naar voren komt uit deze ‘in het kort’.
Bob van Oosten, neuroloog Amsterdam UMC
Reactie van de auteur
Geachte collega,
Hartelijk dank voor uw reactie op onze bijdrage in de rubriek ‘in het kort’ over het artikel van van der Linden et al over de invloed van de aanwezigheid van een neuroloog op de SEH op de verblijfsduur Wij kozen in onze bespreking van bovengenoemd artikel voor de titel ‘Neuroloog in huis verkort verblijfsduur op SEH’, omdat dit een van de primaire resultaten betrof.
De onderzochte interventie, namelijk de aanwezigheid van een neuroloog in het ziekenhuis of op de SEH van een neuroloog gedurende diensturen, was ook de vooraf beoogde interventie. Zoals u terecht opmerkt bleek dit in de praktijk niet altijd als zodanig uitgevoerd te zijn, zoals wij ook reeds bespraken onder het kopje ‘Consequenties voor de praktijk’. Het was inderdaad niet altijd eenduidig of en in welke mate betrokken de neuroloog zelf was bij de supervisie. In de methode van het artikel wordt verwezen naar een ander artikel van dezelfde onderzoeksgroep, waar dit wel nauwkeurig beschreven wordt.
U geeft verder aan dat er niet alleen naar de aanwezigheid van neurologen werd gekeken maar ook naar andere specialisten. Dit klopt: in de pilot-studie werd er naar meerdere specialismen gekeken, dit stuk betrof echter een analyse die alleen berustte op aanwezigheid van neurologen.
Zoals u beschrijft zijn er ook andere tekortkomingen bij dit onderzoek, hetgeen wij ook aanstippen in onze conclusie. Wij zijn het met u eens zijn dat verder en nauwkeuriger onderzoek noodzakelijk is om conclusies te bevestigen. Hierbij zouden patiëntuitkomsten en een kosteneffectiviteitsanalyse zeker een bijdrage kunnen leveren. De eerste bevindingen van van der Linden et al. vinden wij echter nog steeds bijzonder en zeer noemenswaardig.
Laurien Kuhrij en Paul Nederkoorn